Egypte in het werk van Jacob Campo Weyerman (3)

Achttiende-eeuwers die Memnon wél zagen

donderdag 19 augustus 2021 – Op verschillende plekken in zijn werk laat Weyerman merken dat hij bekend is met de Memnonkolossen in Egypte, zo blijkt uit deel 1 van deze korte serie. In deel 2 probeerde ik in kaart te brengen wie Weyermans zegslieden konden zijn. Een aantal kandidaten passeerde de revue maar ze bleken de kolossale beelden geen van allen te hebben aanschouwd. Toch waren er wel degelijk achttiende-eeuwse reizigers die ze, getuige hun reisbeschrijvingen, met eigen ogen hebben gezien. Misschien heeft Weyerman hun werk gelezen?

Claude Sicard (1677-1726) 
Vroeg in de achttiende eeuw, tussen 1708 en 1712, brengt de Franse pater jezuïet Claude Sicard een bezoek aan Egypte. Sicard beheerst het Latijn, Grieks, Koptisch en Arabisch en is ook cartograaf. Hij maakt in 1717 een van de eerste kaarten van Egypte. Als hoofd van de jezuïtische missie in Caïro is zijn doel Koptische christenen te bekeren tot de rooms-katholieke kerk.

Sicard ontdekt als eerste Europeaan de locatie van Thebe in Zuid-Egypte en stelt vast dat de ruïnes van de tempels van Karnak en Luxor bij het oude Thebe hoorden.[1] Hij is vol bewondering voor de tempels en zuilen vol hiërogliefen, de koningsgraven en enkele kolossale beelden, waarvan één een geluid maakt bij zonsopgang: 

[…] il y a des choses que l’on peut dire être uniques dans le monde, savoir: les sépulchres des rois de Thèbes et trois statues colossales. Les deux premières, dont a tant parlé Strabon, sont remplies d’une vingtaine d’inscriptions, soit grecques, soit latines; la troisième est la statue du roi Memnon, laquelle, selon la tradition des anciens Égyptiens, rendait un son au lever du soleil.[2]

Zijn reisbeschrijving heeft meer dan een eeuw moeten wachten voordat ze werd gepubliceerd.

Frederick Louis Norden (1708-1742)
Ook de Deense zeekapitein, cartograaf en ontdekkingsreiziger Frederick Louis Norden heeft de beelden met eigen ogen aanschouwd. Hij reist in opdracht van koning Christiaan VI van Denemarken in 1737-1738 door Egypte en Soedan om een handelsovereenkomst met Ethiopië af te sluiten. Op zijn reis maakt hij tekeningen van alles wat hij tegenkomt. 

Van de Memnonkolossen, waarin hij een man en een vrouw ziet, geeft hij een uitgebreide beschrijving. Hij berekent de hoogte van de beelden met behulp van hun schaduw en komt uit op 50 voet, inclusief de sokkel. Hij constateert dat in de beelden Latijnse en Griekse inscripties zijn aangebracht die ervan getuigen dat bezoekers de stem van Memnon hebben gehoord en is ervan overtuigd dat de beelden restanten zijn van het paleis van Memnon.

Een paar jaar na terugkeer in Denemarken overlijdt Norden aan tuberculose. De publicatie over zijn reis verschijnt na zijn dood in 1757, te laat voor Weyerman om daarvan kennis te kunnen nemen.[3]

Richard Pococke (1704-1765)
De derde achttiende-eeuwse reiziger van wie bekend is dat hij de Memnonkolossen met eigen ogen heeft gezien, is Richard Pococke, een Engelse geestelijke, reiziger en schrijver van reisverhalen. 

Pococke vertelt hoe hij tijdens zijn reis door Egypte de Griekse en Latijnse inscripties die in het noordelijke beeld zijn aangebracht, zo exact mogelijk kopieert. Wanneer hij hiermee bezig is,  wordt hij bedreigd door Arabieren die niet willen dat hij dat doet. Sommigen proberen hem weg te trekken, maar hij gaat toch door totdat hij alle teksten heeft overgenomen.

Het is goed mogelijk dat Norden en Pococke elkaar hebben ontmoet, want beiden reizen in de jaren 1737-1738 door Egypte. Wanneer Pococke in een franciscaner klooster in Furshout (60 km ten westen van Dendera) verblijft, krijgt hij te horen dat onlangs een boot stroomopwaarts voorbij is gevaren met ‘Franks’ aan boord, destijds een Koptische aanduiding voor Europeanen.[4] In een latere uitgave van Pocockes reisbeschrijving is in een voetnoot bij deze passage vermeld dat het mogelijk Norden is geweest.[5]

Tot slot: wie van de drie?
De reisbeschrijvingen van Sicard, Norden en Pococke zouden heel goed als bron voor Weyerman kunnen hebben gefungeerd, ware het niet dat die voor hem allemaal te laat zijn verschenen. Alleen Pocockes reisverslag over Egypte kwam nog tijdens Weyermans leven uit: in 1743. Maar dat is twintig jaar na de publicatie van het tweede deel van Den Amsterdamschen Hermes, waarin Weyerman voor het eerst spreekt over de Memnonkolossen. Waar heeft hij dan zijn kennis vandaan? – Janny Roos (wordt vervolgd)

¶ Illustratie 1: een kaart van Sicard uit 1717. Illustratie 2: de Memnonkolossen, zoals Norden die zou hebben gezien. Illustratie 3: de noordelijke Memnonkolos, getekend door Pococke, waarop de inscripties op de benen te zien zijn. 


[1] Zie Wikipedia, lemma Claude Sicard.  

[2] Claude Sicard, Description de l’Égypte (Lyon/Parijs 1845), p. 233.

[3] [Frederick Louis Norden], A Compendium of the travels of Frederick Louis Norden through Egypt and Nubia (Dublin 1757), p. 154-157.

[4] A Description of the East, and some other countries, dl. 1, Observations on Egypt by Richard Pococke (Londen 1743), p. 85, 101-102.

[5] [Richard Pococke], Travels of Richard Pococke through Egypt. Interspersed with marks and observations, by Captain Norden (Philadelphia 1803), p. 3, 74, 109.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.