Voetnoot 237

Een elegie voor Nicolaas Dierkens

dinsdag 23 november 2021 – In de derde aflevering van Den Vrolyke Tuchtheer (18 juli 1729) levert Weyerman stevige kritiek op een Frans gedicht, geschreven door een Nederlandse dichter.[1]

Dewyl ik my tot een Tucht-heer heb opgeworpen, zonder voorrecht, gelijk als eertijds een Fransch kourantier een gasette drukte zonder privilegie, neem ik de vryheyt om myn gevoelen over een bedrukt en gedrukt Lofdicht te uyten.
Onlangs kreeg ik een Fransch vaars in de hand, opgestelt, verzonnen en berymt by een Nederlands poëet, zo heerlijk van styl en ’t zamenstelling, dat ’er reeds meer dan een dozyn Fransche liefhebbers der dichtkunde in de wanbetaaling zyn gestort op deszels gezigt, daar wort by ons niet eens gerept van leezen.
Na dat die Poëet een vlugt had genomen van den Rynschen Vaart tot in het gelukkig Arabie, in den opstel van een naam-register van ontelbaare bloemen, kruyden en gommen, daalt hy zachtjes neerwaards op zyn ondichtkundige wieken in de beyde Indiën, om den leezer een inventaris te schenken van veelerley edele gesteentens; en dat groot werk afgehapspelt hebbende, geeft hy ons de beschryving van een paar harten in deeze termen.

* Uw adelijk hart is groots, het myn niet te verdenken; 
’k Geef uw een Keyzerrijk door uw myn hart te schenken!
’t Is uw verovering, die ‘k graag aan uw betrouw:
Een yver op den toets blyft borg voor myne trouw. 

Ook eyndigt die weergaa van le Sr. Despreaux zyn overnatuurkundig dicht, in deeze klanken.

† ‘k Verzoek een ruyltje, zo geen vriendschap uw beviel, 
Laat my de linkerhelft of rechter van uw ziel. 

Laat iemant die niet wil uytgelagchen worden, dien dicht-trant eens navolgen.

P. S.
Nota bene, dat wy boven ons vermoogen zyn gegaan, in de natuurlijke stramheyt van dat onvergeeflyk Fransch gedicht na te bootsen in onze Nederduytsche vertaaling.

* Le votre est grand & noble, & le mien n’est pas pire,
Je pense en vous l’offrant, vous offrir un Empire.
Il est votre conqueste, & plus a vous qu’a moy:
Un zele a toute epreuve est garants de sa foy.

† Par echange du moins, si non par amitié,
Du votre laissés moy l’une ou l’autre moitié.

In de geannoteerde uitgave van Den Vrolyke Tuchtheer wordt als uitleg bij ‘een Nederlands poëet’ het volgende geschreven:[2]

v. toepassing op Caspar Commelin junior (1668-1731)? Deze studeerde te Leiden, waar ook een tak v.d. familie Commelin woonde (vgl. hieronder de door Leiden stromende Rynschen Vaart), werd professor botanicus te Amsterdam (= Arabië? vgl. p. 11, nt. 9) en specialist in niet-nederlandse planten.
Hij publiceerde o.m
. Horti medici Amstelodamensis rariorum tam Orientalis quam Occidentalis Iniae plantarum descriptio, A’dam 1697-1701 (Beschrijving der zeldzame planten der beide Indiën i.d. A’damse Hortus; al begonnen door zijn oom, de kruidkundige Johannes Commelin). Echter is van hem geen inventaris v. gesteentes bekend, evenmin zijn de navolgende franse poëemen achterhaald. 

Uit alles blijkt dat André Hanou en zijn studenten enorm hun best hebben gedaan om de identiteit van de Nederlandse dichter te achterhalen, maar zij konden geen definitief antwoord geven op de vraag wie de dichter is geweest en welke publicatie Weyerman in handen heeft gehad.

Nu, ruim veertig jaar later, heb ik het onderzoek opnieuw uitgevoerd en met behulp van internet en Google Books deed ik een verrassende ontdekking. Toen ik namelijk zocht met een gedeelte van de tweede door Weyerman geciteerde Franse versregel, ‘Je pense en vous l’offrant’, kreeg ik naast Den Vrolyke Tuchtheer nog twee treffers.

Allereerst de Disputatio juridica inauguralis de prodigis, waarmee Nicolaas Dierkens op 4 juli 1729 promoveerde.[3] Aan het eind van deze publicatie staan twee lofdichten: een in het Latijn van Petrus Hoeufft[4] en een ‘Elegie à monsieur Nicolas Dierkens’ van Th. van Schoonhoven.[5] Dit laatste gedicht bevat de zes versregels die Weyerman vertaalde. Het gehele gedicht telt maar liefst 72 versregels.

Aan het begin van het gedicht heeft Van Schoonhoven het over ‘amber’, ‘marjolein’, ‘rozen’ en ‘robijnen’, de ‘bloemen, kruyden’, ‘gommen’ en ‘edele gesteentens’ die Weyerman noemt. Deze elegie moet niet opgevat worden als een  klaagzang na het overlijden van iemand, maar is meer een melancholisch, sentimenteel gedicht over gelukkige tijden die voorbij zijn en over vriendschap. Weyerman heeft er geen goed woord voor over.

De tweede treffer betreft Les oeuvres poétiques du P. Le Moyne (Parijs 1671).[6] Hierin staat het gedicht ‘Elegie’, waaruit Van Schoonhoven 40 versregels heeft overgenomen voor zijn eigen elegie. Ik ben verder gaan zoeken in dit Franse werk en vond dat Thimon van Schoonhoven uit drie berijmde brieven nog meer versregels heeft overgeschreven.[7]

Weyerman zat er dus naast toen hij schreef dat het gedicht ‘opgestelt, verzonnen en berymt’ was door een Nederlandse dichter.

Weyerman heeft via een omweg, en zonder het zelf te weten, zes versregels van Pierre Le Moyne vertaald en kritiek geleverd op diens werk. Pierre Le Moyne (1602-1671 of 1672) was een jezuïet en in zijn tijd beroemd door het heldenepos Saint Louys ou la Sainte couronne reconquise (1653), over de verwerving van de doornenkroon van Christus door koning Lodewijk IX van Frankrijk. Deze relikwie wordt nog altijd bewaard in de Sainte-Chapelle in Parijs.

Het gedicht van Thimon van Schoonhoven kan nu gelezen, geanalyseerd en becommentarieerd worden, maar ik laat dat over aan anderen. Jac Fuchs en ik zijn nog wel op zoek gegaan naar biografische gegevens over Nicolaas Dierkens en Thimon van Schoonhoven.

Nicolaas Dierkens werd geboren in 1670 in Den Haag en is in 1745 in diezelfde plaats overleden. Hij was daar thesaurier. Toen hij in 1729 promoveerde, was hij al 59 jaar oud. Hij trouwde in 1699 met Maria Catharina van Schuylenburch (1677-1739). Zij kregen één zoon, Willem Hendrik (1711-1776). 

Thimon van Schoonhoven is een heel ander geval. Aan het begin van de achttiende eeuw zijn er verschillende personen die deze naam dragen en die allemaal tot één familie behoren. Ik denk dat mr. Thimon van Schoonhoven (1710-1766) de dichter van de elegie is geweest. Hij werd geboren in Rotterdam en behoorde tot een rijke koopmansfamilie.

Ik vond een Disputatio juridica inauguralis de missilibus, waarmee Thimon van Schoonhoven op 16 juni 1729 promoveerde, een paar weken voor Nicolaas Dierkens.[8] Ook deze disputatio bevat een lofdicht in het Latijn van Petrus Hoeufft.

Van Schoonhoven, Hoeufft en Dierkens hebben zich alle drie in 1729 ingeschreven bij de Universiteit van Utrecht en zijn in datzelfde jaar gepromoveerd.[9]

De grootvader van Thimon van Schoonhoven (1653-1716) kwam uit Nantes naar Rotterdam, waar hij in 1708 een prestigieuze woning aan de Boompjes kocht. Zijn zoon Thimon (1679-1716), de vader van mr. Thimon, overleed in hetzelfde jaar als hij. Zeer waarschijnlijk kende Weyerman de familie uit de tijd dat hij in Rotterdam woonde. 

Grootvader Thimon had nog een zoon Pieter (1684-1767). Deze werd later burgemeester van Rotterdam. Deze Pieter van Schoonhoven vernoemde zijn zoon naar vader. Deze zoon Thimon (1713-1776) was pas zestien jaar oud toen de disputatio in 1729 verscheen. Hij lijkt me daarom te jong voor een promotie en voor het schrijven van het lofdicht.

Over de laatstgenoemde Thimon van Schoonhoven is veel te vertellen. Na een moeizame start van zijn politieke loopbaan werd hij in 1750 weesmeester van de weeskamer in Leiden. Negen jaar later werd hij verkozen tot burgemeester van die stad. Het hoogtepunt van zijn carrière was zijn benoeming tot bewindhebber in de Amsterdamse kamer van de VOC. Daarmee verdiende hij 2400 gulden per jaar.

Op slinkse wijze wist Thimon het vermogen van de minderjarige wees Philippus Theodorus van Cloon af te troggelen. Toen Van Cloon enkele jaren later doorzag dat hij was bedrogen, maakte hij de zaak aanhangig bij de schepenbank. Die stelde hem in het ongelijk. Van Cloon liet het er niet bij zitten en ging in hoger beroep. Bij de Hoge Raad werd hij wel in het gelijk gesteld. Men vond het misdrijf zo schandalig dat Thimon van Schoonhoven veroordeeld werd tot het terugbetalen van het bedrag van 17.000 gulden met een rente van 3 procent. Hij werd uit al zijn ambten gezet en verbannen uit de provincies Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht. Een jaar na het vonnis, in 1766, overleed te Nijmegen deze illustere telg uit de familie Van Schoonhoven. Zijn kinderen deden afstand van de inboedel, want zij wilden niet opdraaien voor de schulden die hun vader tijdens zijn leven had gemaakt.

Wie meer wil weten over de familie Van Schoonhoven raad ik het interessante boek Dwaze liefde. Een familiekroniek van Eric Palmen aan. Het ligt op dit moment in de ramsj bij Steven Sterk in Utrecht voor slechts € 6,90. – Jan Bruggeman


[1] Jacob Campo Weyerman, Den Vrolyke Tuchtheer, [afl. 3] (18 juli 1729), p. 22-23.

[2] Jacob Campo Weyerman, Den Vrolyke Tuchtheer (1729), deel 2 (Amsterdam 1978), p. 250-251, noot 11. Volgens de aankondiging  in nummer 17 van de Med. JCW (mei 1979) en de ‘Notulen van de expeditievergadering op 30 augustus 1979, te Livorno, Italie’ (Med. JCW, 1980, p. 274), verscheen deze heruitgave pas in mei 1979.

[3] Nicolaas Dierkens, Disputatio juridica inauguralis de prodigis (Utrecht 1729). De elegie staat op p. D1r-D2r.

[4] Petrus Hoeufft (1708-1778) promoveerde op 13 juni 1729. Hij werd later burgemeester van Dordrecht.

[5] De naam van Thimon van Schoonhoven is niet goed gezet. Er staat: ‘TH. VAN SHCOONHOVEN’.

[6] Les oeuvres poetiques du P. Le Moyne (Parijs 1671), p. 443-444.

[7] De versregels 1- 24 komen uit ‘Lettre II’, (p. 241, vs. 77-100); r. 25-27 heb ik niet gevonden; r. 28 komt uit ‘Lettre VII’ (p. 244, vs 4); r. 29 komt deels uit ‘Lettre IX’ (p. 256, vs. 2), deels uit ‘Lettre VII’, (p. 244, vs. 1); r. 30 komt uit ‘Lettre VII’ (p. 244, vs 1 en 2); r. 31-32 komen uit ‘Elegie’ (p. 443, vs. 9-10); r. 33-34 niet gevonden; r. 35-40 komen uit ‘Elegie’ (p. 443, vs. 17-22); r. 41-52 komen uit ‘Elegie’ (p. 444, vs. 67-78); r. 53-72 komen uit ‘Elegie’ (p. 444, vs. 91-110). 
Een gedeelte van r. 25 en heel r. 26 vormen het slot van een lofdicht in het proefschrift van Adrianus Fasseel van Deinse uit 1758. De dichter verschuilt zich achter het pseudoniem Victrix Fortunae Sapientia, maar voorin staat de naam Timoni van Schoonhoven, J.U.D.

[8] Disputatio juridica inauguralibus de missilibus (Utrecht 1729).

[9] Album studiosorum Academiae Rheno-Traiectinae 1636-1886 (Utrecht 1886), p. 130. Tegenwoordig zijn ook de oorspronkelijke registers gedigitaliseerd: Album Academiae Ultrajectinae Ab Anno 1686 Ad Anno 1774.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Voetnoot 237

  1. Peter Altena schreef:

    Geweldig! Mooie vondst, Jan! Jaar geleden, misschien iets langer geleden nog, schonk een goede vriend me een drukje: Poësie Moins Artificielle que Cordiale dediée a monsieur Gerard Amelis van Hoogeveen (..) et a mademoiselle Maria Jacoba van Schoonhoven – bij gelegenheid van hun huwelijk 22 juni 1735 te Rotterdam, van de hand van Thimon van Schoonhoven. Boek van Eric Palmen heb ik toen ook gekocht, maar driewerf schande nog niet gelezen. Het deed me plezier meer over vriend Van Schoonhoven te lezen!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.