dinsdag 11 juli 2023 – In deze bijdrage verwijs ik weer naar enkele aktes in het notarieel archief van Den Haag. Omdat het opnemen van links naar specifieke aktes niet mogelijk is, staat aan het eind van deze bijdrage een instructie over hoe deze aktes van thuis uit online te bekijken zijn.
In de achttiende eeuw waren ambachtslieden verenigd in gildes, ook in Den Haag. Volwaardige gildeleden, de meesters, konden leerlingen aannemen en wegwijs maken in hun ambacht. Ik heb maar zelden een overeenkomst van een meester met de voogd (doorgaans de vader) van een op te leiden leerling gezien, maar ik vond er twee in het Haagse notarieel.
In de leer bij een klokkenmaker – Op 24 september 1733 sloot meester-uurwerkmaker Lambertus Vrijthoff bij notaris Jacobus Evermans een contract met Peter Langue, die zijn zoon Hendrik (Henry) bij hem in de leer deed (notaris 3.371, inv.nr. 1940, afbeeldingen 341-343). De voorwaarden waren niet mals: de leertijd is zeven jaar en de werktijden zijn ’s zomers van 7 tot 12 uur en van half 2 tot 8 uur. Voor Hendrik werd geen loon afgesproken; dat werd aan de goedheid van Vrijthoff overgelaten. Verzuimde dagen moesten aan het einde van de zeven jaar worden ingehaald. En bij langdurig verzuim moest vader Langue zelf in de buidel tasten. Niet alleen hij, maar ook de minderjarige Hendrik ondertekende het contract. Bijzonderheid bij de ondertekening is verder de zin dat de tekst van het contract aan Peter Langue geëxpliceerd is, omdat hij ‘het nederduijts niet te wel verstond’.
Op 13 oktober 1735 (notaris 3.371, inv.nr. 1940, afbeeldingen 361-363) nam klokkenmaker Vrijthoff opnieuw een leerling aan. Deze keer deed koopman Jan Brunel zijn zoon Willem bij hem in de leer. Wederom ondertekende ook de leerling het contract. Bijzonder detail is dat Willem wist hoe zijn naam te schrijven, maar dat zijn vader met een kruisje tekende. Het contract is vergelijkbaar met het vorige. Misschien had Vrijthoff deze overeenkomst opgesteld, maar het lijkt me aannemelijker dat hij een standaardtekst van het gilde hanteerde.
Schilders bij de notaris – Bij het virtueel bladeren in het archief gaat mijn speciale belangstelling uit naar kunstschilders. Daar zit een probleem aan vast: schilders worden veelal als meester-schilder aangeduid, maar de vraag is of het dan om een kunstschilder gaat.
Een voorbeeld. Op 3 oktober 1724 zet meester-schilder Coenraad Sussen bij notaris Willem van Belle de eerste stappen om een rechtszaak aan te spannen tegen wielenmaker Paulus Schenk (notaris 3.427, inv.nr. 2467, afbeeldingen 104-105). Omdat deze Sussen niet bekend is bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD), zal hij het als kunstschilder niet ver hebben geschopt. Sterker zelfs: aangezien Paulus Schenk ook koetsen verkocht, vermoed ik dat Sussen een koets beschilderd heeft en geen schilderij.
Gelukkig worden kunstschilders vaak expliciet als ‘Constschilder’ aangeduid. Dat is het geval met Hendrik Pola, die soms meester-schilder en soms ‘Constschilder’ wordt genoemd. Pola is wél bekend bij het RKD. Op 14 januari 1724 had hij samen met collega Hendrik Putsijs twee andere schilders gemobiliseerd. Die legden bij notaris Jeremias Stael (notaris 3.243, inv.nr. 1232, afbeeldingen 143-144) een verklaring af: de voorgenomen bouw van een grutmolen naast het atelier van beide schilders was een slecht plan, omdat het stof van zo’n molen het werken in het atelier onmogelijk zou maken.
Blijkens een akte van 26 januari 1724 bij notaris Cornelis van Dansioo (notaris 3.281, inv.nr 1456, afbeeldingen 204-205) had wijnkoper Coenraad Peers een verschil van inzicht met Pola over de schilderijen die hij in ruil voor geleverde drank kreeg. Pola had meer problemen met drank. Een leerling van hem had daar last van, zo blijkt uit de akte die de buren van de schilder op 8 maart 1732 laten opstellen bij notaris Cornelis van Maanen. Ze nemen het op voor Pola’s leerling Adolf Roelofswaard (notaris 3.468, inv.nr. 2694, 44-45). Adolf zal een leerlingencontract hebben gehad, dat vergelijkbaar was met dat van de leerling-uurwerkmakers.
Aanvankelijk had Adolf het niet gedurfd om bij zijn vader te rade te gaan, maar wel had hij regelmatig bij anderen zijn nood geklaagd: Pola vloekte doorlopend en dronk meer jenever dan goed voor hem was. Bovendien leidde de schilder een liederlijk leven, want bij elke passerende vrouw kreeg Adolf te horen dat zijn leermeester iets met haar had gehad. Verder moest Adolf zijn pijpen stoppen. Schilderen mocht hij niet. Wel moest hij daken, beschotten en schuttingen verven. Het lijkt erop dat vader Roelofswaard zijn zoon bij een andere leermeester heeft ondergebracht, want de notaris heeft in de genoemde akte aan de woorden ‘zijn meester genaamt Hendrik Pola’ het woordje ‘gewezene’ tussengevoegd.
Een andere schildersleerling die een probleempje met zijn meester had, was Hubert Prins. Hij moest van zijn baas Hendrick van Heusden regelmatig op de markt groenten en oesters kopen. Of Hubert daarbij eerlijk te werk ging, weten we niet. Misschien hield hij wel een deel, of zelfs alles, voor zichzelf! Hoe dan ook verklaarden diverse kooplieden in oktober en november 1728 op verzoek van Huberts vader dat hij de boodschappen altijd keurig naar het huis van Van Heusden had gebracht (notaris Gerhard van Olden, 3.368, inv.nr. 1915, afbeeldingen 461-462 en 473-474).
Akten zoals deze leveren vaak het begin van een verhaal, maar vertellen doorgaans de afloop niet. Over de klokkenmakersleerling Henri Langue heb ik niets kunnen vinden. De andere leerling van Lambertus Vrythoff, Willem Brunel, wordt op diverse websites als uurwerkmaker genoemd. Mogelijk is hij de Willem Brunel die in 1791 op 71-jarige leeftijd in Den Haag is overleden. De leerling van het schilderende drankorgel Pola, Adolf Roelofswaard, heeft een vermelding bij het RKD gehaald, maar over boodschappenjongen Hubert Prins heb ik vooralsnog niets gevonden. – Jac Fuchs.
BIJLAGE: hoe vind ik online afbeeldingen van een hierboven genoemde akte in het notarieel archief van Den Haag?
Op 15 juni schreef ik op de site over het notarieel archief van Den Haag. Daar is mijn uitleg te vinden over hoe de aktes in dat archief online op te zoeken zijn. De zakelijke instructie luidt als volgt:
* open archief 0372-01 op de site van het Haags Gemeentearchief.
* klik op Inventaris.
* klik op de lijst waarin het nummer van de gezochte notaris te vinden is (bijvoorbeeld ‘3.301-400 Akten van notarissen benoemd 1696-1716’ voor notaris 3.371).
* klik op het +-teken voor de naam van de gezochte notaris.
* klik (als er bij deze notaris meer dan één inventarisnummer te vinden is) op het +-teken voor de opsomming van inventarisnummers bij deze notaris.
* klik op het paperclip-symbool achter het gewenste inventarisnummer.
* als de afbeeldingen in het inventarisnummer in Acrobat-bestanden opgeslagen zijn, klik dan op het bestand met het gewenste nummer; als de afbeeldingen per stuk gedigitaliseerd zijn, klik dan op een willekeurige afbeelding.Van hieruit is het mogelijk door de afbeeldingen van het gekozen inventarisnummer te bladeren.
Recent vond ik nóg een contract voor het opleiden van een leerling. Op 20 september 1734 deed meester kleermaker Abraham Sagne [of Saigne] zijn elfjarige zoon Pieter voor acht jaar in de leer bij meester goudsmid David van Wijk, zie notaris Samuel Favon jr. (3.493) inv.nr. 2917, afbeeldingen 336-337. Ook hier ondertekenden niet alleen de vader en de leermeester, maar ook de op te leiden jongen (als Pieter Sanyer) het contract.