zaterdag 27 april 2024 – Er zijn diverse redenen om op te zien tegen het lezen van Weyermans De levens-beschryvingen der Nederlandsche konst-schilders en konst-schilderessen. Het is immers een omvangrijk werk: de eerste drie delen (uit 1729) tellen meer dan 1250 bladzijden, en het vierde (uit 1769) heeft er nog eens meer dan 550. Bovendien begint het eerste deel met een niet te harden theoretisch gedeelte van bijna 170 bladzijden.
Ik heb dan ook lange tijd De levens-beschryvingen ‘opzij gelegd voor later’. Vooral ook omdat Weyermans werk over schilderslevens lange tijd is beschouwd als een goedkoop plagiaat van De groote schouburgh van Houbraken. Bovendien heeft Ton Broos een nog altijd respectabele studie over De levens-beschryvingen geschreven, die ruim 1000 bladzijden minder telt dan het studie-object, maar die desondanks een goed idee van dat werk geeft.[1]
Het boek van Broos bevat veel informatie over De levens-beschryvingen, maar er valt nog altijd wel iets nieuws aan het werk te ontdekken. Jan Bruggeman besprak de titelprent en de omkaderingen van de paginagrote afbeeldingen.[2] Verder publiceerde Sander Karst een belangrijke bron voor het vierde deel[3] en Lyckle de Vries wees een bron aan voor de ‘Uytbreyding over de Schilderkunst der Ouden’ in deel 1.[4] De bronnen voor de opdracht en de inleiding in deel 1 heb ik iets meer dan vijf jaar geleden op deze site aangevuld.[5] Lyckle de Vries, tot slot, kwam enkele jaren geleden nog met een gewaardeerd boek over de kijk van Weyerman op leven en werken van zijn kunstbroeders.[6]
Al mijn voornemens ten spijt heb ik het lijvige werk toch ter hand genomen (al heb ik het postuum verschenen vierde deel nog even laten liggen). Het leverde enkele nieuwe gegevens op over de drukgeschiedenis.
Verschillende uitvoeringen – De levens-beschryvingen was in verschillende uitvoeringen te koop: ‘3 Deelen, in Quarto, a 14 Guldens, en de weinige Exemplaaren, die op groot Papier zyn opgelegt, tot 20 Guldens ’t stuk’.[7] Die twee versies zullen ieder hun eigen drukgang gehad hebben, juist vanwege het papierformaat. Of, beter gezegd: hun eigen drukgangen, want voor het drukken van de tekst, het drukken van de rode letters op de titelpagina en het drukken van de vignetten was elk een afzonderlijke drukgang nodig.
Ik vroeg me af of te zien was welke papiermaat als eerste op de pers was gelegd. Kort geleden kreeg ik de gelegenheid om twee kwarto-exemplaren te vergelijken met een exemplaar op groot papier. Hoewel ik alleen een snelle visuele vergelijking heb uitgevoerd, rolden daar toch wat interessante gegevens uit. Dat de positie van vignetten ten opzichte van de tekst verschilde, zal geen verrassing zijn. Ook lichte verschuivingen van het zetsel zijn niet wereldschokkend te noemen. In zekere zin wél opvallend is, dat ik – zonder de tekst echt te lezen – over de drie delen verdeeld al 22 zetfouten vond, zoals ‘heeenen’ in plaats van ‘heenen’ (deel 1, p. 251), ‘schildetde’ in plaats van ‘schilderde’ (deel 2, p. 206), en ‘Prederik Willem’ in plaats van ‘Frederik Willem’ (deel 3, p. 108). Zorgvuldige lezing zal naar verwachting nog veel meer zetfouten opleveren, maar belangrijk is op dit moment dat elk van die 22 zetfouten in alle drie de exemplaren aanwezig is.
Niettemin vond ik wél twee correcties van het zetsel. In beide gevallen betrof het aanpassingen van custodes (de verwijzingen rechts onderaan een pagina naar het begin van de tekst op de volgende pagina). De eerste correctie is te zien op p. 23 van deel 1. Hier is de custode in het grootformaat-exemplaar ‘DEN’, maar in beide kwarto’s ‘EEN’. Deze laatste custode is correct. De tweede correctie is op p. 229 van deel 3. Hier ontbreekt in het grootformaat-exemplaar de custode, terwijl in de kwarto’s de correcte custode ‘in’ aanwezig is. Vermeldenswaard is, dat een derde custode-fout ongecorrigeerd is gebleven. In alle drie bekeken exemplaren van deel 3 staat op pagina 2 de custode ‘ARY’, terwijl ‘BA-’ juist zou zijn geweest.
Conclusie? Vergelijking met meer exemplaren van De levens-beschryvingen is uiteraard gewenst, maar de aanwijzingen zijn nu al heel sterk dat de tekst van het werk eerst op grootpapier-formaat is gedrukt en daarna op kwarto-formaat.
Nummering van de illustraties – Bij het bekijken van de exemplaren van De levens-beschryvingen viel me nog iets op. De aanduidingen van de paginagrote illustraties met de portretten van schilders ogen als een warboel. In deel 1 hebben de prenten de letters A t/m I en K (dat J overgeslagen wordt is gebruikelijk). In deel 2 zijn de letters L t/m R, A t/m I, K, Aa, Bb, Cc, Dd en Ee gebruikt. En in deel 3 komen in het geheel geen letters voor, maar de getallen 1 t/m 8.
Ik heb daar nergens in de literatuur een verklaring voor kunnen vinden, dus geef ik hier de mijne. Deze ogenschijnlijke chaos moet te maken hebben met De groote schouburgh van Houbraken. Voor De levens-beschryvingen werden de prenten uit Houbrakens werk gebruikt. In deel 1 bij Houbraken staan prenten A t/m I en K t/m R, in het tweede deel A t/m I en K, en in het derde deel A t/m I en K t/m O.
Omdat Weyerman het eerste deel begon met een theoretische inleiding en een fors overzicht van kunst in de Oudheid, kwam hij daar met zijn schildersbiografieën niet verder dan de schilders op plaat K. De platen L t/m R uit deel 1 van Houbraken vonden bij Weyerman een plek in deel 2. In zijn tweede deel schoot Weyerman juist sneller op dan Houbraken, en kon hij ook de prenten A t/m E uit het derde deel van Houbraken gebruiken. Ter onderscheiding kregen die aanduidingen Aa t/m Ee. In het derde deel bij Weyerman zag de drukker (?) kennelijk aanduidingen Ff en verder niet zo zitten, en heeft hij de nummers 1 t/m 8 gebruikt.
Wat er resteerde uit het derde deel van Houbraken waren negen prenten (F t/m I en K t/m O), maar op de negende prent is Adriaan van der Werff afgebeeld. Deze is niet door Weyerman in zijn derde deel behandeld, en daarom is prent O uit deel 3 van Houbraken ook niet bij Weyerman gebruikt.
Mysterie van plaat Bb (deel 2) – Ten slotte: voor het gebruik in De levens-beschryvingen werd op de platen van Houbrakens prenten een aanduiding aangebracht met waar de betreffende prent ingebonden zou moeten worden. Plaat Bb voor deel 2 is daarbij echter overgeslagen. Als een boekbinder bij het binden voor wat betreft de platen niet afging op de Bladwyzer, maar op de aanduidingen op de prenten, kon plaat Bb dus overschieten. In een van de beide kwarto’s die ik bekeken heb, ontbreekt inderdaad plaat Bb. In het desbetreffende kwarto-exemplaar zijn de overige prenten inderdaad niet conform de Bladwyzer, maar conform de aanwijzingen op de prenten ingevoegd. – Jac Fuchs
[1] Ton Broos, Tussen zwart en ultramarijn. De levens van schilders beschreven door Jacob Campo Weyerman (1677-1747) (Amsterdam/Atlanta 1990).
[2] Jan Bruggeman, ‘De titelprent van De Konst-schilders’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 19 (1996), p. 18-22.
[3] Sander Karst, ‘Nog meer gestolen veren. Weyermans letterdieverij uit een Engelse bron in het vierde deel van zijn Levens-beschryvingen’, in: Jonathan Bikker, Erik Hinterding, Everhard Korthals Altes en Eddy Schavemaker (red.), “Gij zult niet feestbundelen”. 34 bijdragen voor Peter Hecht (Amsterdam 2016), p. 102-110. Karst had eerder al op deze ontlening gewezen. Zie zijn ‘Off to a new Cockaigne. Dutch migrant artists in London, 1660-1715’, in: Simiolus, Netherlands quarterly for the history of art 37 nr. 1 (2013-2014), p. 26-60, speciaal noot 81 (p. 39-40).
[4] Lyckle de Vries, ‘Ancient and early modern art – Pliny and Weyerman’, in: Bikker e.a. (red.), “Gij zult niet feestbundelen”, p. 233-239.
[5] Zie Voetnoot 87 (Weyerman over kunsttermen en over kleur in de oudheid), en Voetnoot 90 (Weyerman en William Aglionby).
[6] Lyckle de Vries, Jacob Campo Weyerman and his collection of artists’ biograhpies. An art critic at work (Leiden 2020).
[7] Broos, Tussen zwart en ultramarijn, p. 64-65.
Het zal de lezers niet veel uitmaken, maar ik heb in de tekst van deze bijdrage een fout gemaakt.
De zin “Hier is de custode in het grootformaat-exemplaar ‘DEN’, maar in beide kwarto’s ‘EEN’. Deze laatste custode is correct.” had moeten luiden “Hier is de custode in beide kwarto’s ‘DEN’, maar in het grootformaat-exemplaar ‘EEN’. Deze laatste custode is correct.”.
Die constatering is wel zo verrassend: je zou verwachten dat de exemplaren op grootformaat als eerste gedrukt werden, maar dit verschil suggereert dat van deel 1 eerst de kwarto’s gedrukt zijn, en dat daarna een correctie van het zetsel heeft plaatsgevonden voor of tijdens het drukken van de exemplaren op grootformaat.