Het zomernummer MedJCW komt eraan!

donderdag 30 mei 2024 – Deze week stuurt onze vormgever Jeroen van Heemskerck Düker 104 fraai vormgegeven pagina’s MedJCW naar de drukker. Alle teksten zijn door twee, soms zelfs drie redactieleden geredigeerd. Ook de ‘drukproeven’, die feitelijk allang geen drukproeven meer zijn, zijn door twee paar ogen doorgenomen. Gisteren heeft de redactie haar imprimatur gegeven. Met een beetje geluk ligt het blad medio juni op de deurmat.

Cor de Vries opent het nummer met een artikel over het studentenactivisme in Leiden in de jaren tachtig van de achttiende eeuw: ‘Idealen en dromen. Studentenactivisme in Leiden (1784-1797)’. Opvallend is dat Nederland jaarlijks max 1500 studenten telde, van wie naar schatting 500 in Leiden. Ongeveer een derde van hen was lid van het patriotse vrijkorps. Ze raakten dikwijls slaags met orangistische studenten. Kleine aanleidingen, zoals weigeren om te groeten, konden grote gevolgen hebben. Tot duelleren aan toe.

Anna de Haas legt in haar ‘Nadere bijzonderheden over Jacobus Veenhuysen (1682-1732)’ allerlei biografische details bloot over deze Amsterdamse vriend van Weyerman. Terloops komen er ook intrigerende voorvallen ter sprake rond Robert Hennebo en Laurens Arminius. De mannen, dus inclusief Weyerman, treden alle vier op in Weyermans Zeldzaame leevens- byzonderheden van Laurens Arminius, Jakob Campo Weyerman, Robbert Hennebo, Jacob Veenhuyzen (1738). Hoe komt het toch dat Hennebo’s werk het bijna dertig jaar na zijn overlijden zonder heruitgaven moest doen?

De beroemdste astroloog uit de achttiende eeuw is Ludeman. Maar er waren toen meer planeetkijkers actief, zo blijkt uit het artikel ‘Geloof in de sterren, of de onttovering in de Republiek’ van Rietje van Vliet. Massa’s mensen beschouwden astrologie als een betrouwbare kennisbron, liepen de deur plat bij medisch astrologen en trokken ook zelf horoscopen. Aan het einde van de eeuw probeerde de overheid aan deze onverlichte pseudowetenschap een halt toe te roepen door er zware straffen op te zetten.

Rond 1780 verscheen het boekje LXVI bezondere zinne-beelden, voor-gesteld door zoo veele konstig in kooper gesneedene plaatjes. Bedoeld voor de leergierige jeugd. Frits Booy beschrijft deze onbekende embleembundel, met de vele illustraties en bijbehorende rijmteksten. De prentjes zijn eerder gebruikt en zijn zelfs terug te voeren naar een zeventiende-eeuwse Zuid-Nederlandse bundel met een sterk liturgische opbouw. Hoe zijn de katholieke vroomheden van vroeger aan het einde van de achttiende eeuw ‘vertaald’ in een Noord-Nederlandse bundel voor de jeugd?

De Amsterdamse boekverkoper Marc-Michel Rey was de belangrijkste uitgever van Jean-Jacques Rousseau. Willem van Bennekom laat in zijn bijdrage zien hoe Rey als lid van de destijds conservatieve Église Wallonne boeken kon uitgeven die heel Europa in rep en roer brachten. Verrassend is de rol die Waalse predikanten speelden bij Reys uitgaven van Rousseaus werken. Niet minder verrassend is de volte-face van sommigen van hen jegens uitgever én schrijver, nadat Rousseaus boeken in Frankrijk en de Republiek in de ban waren gedaan. En wat gebeurde er met het manuscript van Du contrat social, dat een van de predikanten onder zijn jas verborgen hield toen hij onderweg bij een wachtpost werd staande gehouden?

Het derde en laatste deel van het debat tussen Ton Jongenelen en Frans Thuijs gaat opnieuw over de Amsterdamse uitvoeringspraktijk van het radbraken. Jongenelen betoogt dat de daling van de zware criminaliteit verband hield met de steeds betere organisatie van politie en justitie en met de daaruit voortvloeiende hogere pakkans. Verder laat hij aan de hand van de beulsrekeningen zien dat, als de scherprechter een niet in het vonnis opgenomen wurging declareerde, het altijd een halve, comateuze wurging vooraf betrof: strafverlichting. Zo kon het gebeuren dat een misdadiger eerst werd gewurgd, toen geradbraakt met een aantal slagen op de ledematen en tot slot gedood met een genadeslag op de borst. Fijn leesvoer voor bij de ontbijttafel.

In de rubriek De Vrolijke Navorscher staan doorgaans korte observaties en signaleringen. Deze keer geeft Jan Willem Gunning een correctie/aanvulling op het boek De vrolijke tuchtheer (2006), waarin Frans Wetzels de Bredase wederwaardigheden van Weyerman belicht. Er staan een paar verhalen in over twee Schotse officieren in Breda: George Lauder (1603-1670) en zijn zoon en naamgenoot George Lauder (1661-1716), in wiens regiment Weyerman korte tijd als cadet heeft gediend. Gunning laat zien dat er meer te vertellen is over de scheiding tussen George Lauder en zijn echtgenote, dan Wetzels doet in zijn boek.

De aflevering besluit met een aantal recensies en signaleringen, en de volop geprezen lijst recent verschenen boeken over de achttiende eeuw. Zie verder de inhoudsopgave van dit zomernummer.

¶ Voor abonnementen en het bestellen van losse afleveringen kunt u een e-mail sturen naar de secretaris van de stichting Jacob Campo Weyerman. Kosten van dit nummer: € 15 (incl. verzendkosten). 

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.