Weyerman kende zijn klassieken!

maandag 1 juli 2024 – In mijn vorige bijdrage aan deze site schreef ik over de schilderslevens in de tweede druk van Harlemias van Theodorus Schrevelius. In de Harlemias viel mijn oog op een vierregelig vers, dat deel uitmaakt van de levensbeschrijving van Philips Wouwerman. Zoals ik daar betoogde, is die tekst overgenomen uit Weyermans De levens-beschryvingen der Nederlandsche konst-schilders en konst-schilderessen. In dat werk is het vers inderdaad (met kleine varianten) te vinden:

Een Mans hart kropt zijn spijt, die uytbarst by die Beulen, 
By die verstoorders van ’t konstschilderachtig luk;
Des 
Jan de Wet, toen Piet by hem om ’t geld kwam heulen, 
Den Schilder roesten liet, en wars keek van het stuk. 

De ‘Beulen’ in het vers zijn ‘Keelbeulen’: kunsthandelaars die voor een appel en een ei werk van schilders opkochten om er een flinke winst op te maken. Het vers vat een deel van een verhaal samen over Pieter van Laar, die weigerde om voor 200 gulden een schilderij te verkopen aan de kunstkoper Jan de Wet. De Wet neemt wraak op Van Laar door een vergelijkbaar schilderij te bestellen bij Wouwerman om daarmee Van Laar uit de markt te prijzen.

Kortom: dit kwatrijn is 100 procent Weyerman: een samenvatting binnen een verhaal dat hij vertelt, waarin harde woorden over kunstkopers vallen. Of toch niet?

De eerste woorden van het vers, over het (of: van) spijt kroppende hart, kwam me bekend voor uit een andere tekst van Weyerman, die helaas niet online te vinden is. Op p. 197-198 van De Patriot, of Hollandsche Zedenmeester (nr. 55, 18 juni 1743) vertelt ene ‘Fabius Pictor’ over een kunstverzamelaar die onder obscure omstandigheden een schilderij van ‘den Fluweelen Breugel’ (Jan Breughel de Oude) denkt te kopen. Thuisgekomen bemerkt de verzamelaar echter dat het een slechte kopie is:

Veeltyts verkropt dat Heerschap zyn misnoegen, inzonderheid zoo hy dit begin van een Treurspel heeft geleezen, in Joost van Vondel.
   
Een Mans hart kropt zyn spyt, die uytbarst by de Vrouwen.

Anderhalf jaar geleden, op 14 november 2022 en 15 november 2022, heb ik laten zien dat de bijdragen van Fabius Pictor aan De Patriot sterke overeenkomsten vertonen met teksten in het zgn. Brusselse handschrift van Weyerman. Ook daar komt deze regel voor, onder verwijzing naar Vondel (deel 1, p. 23).
Maar is deze regel inderdaad afkomstig uit een werk van Vondel?

Na enig zoekwerk kwam ik erachter dat de geciteerde regel inderdaad van Vondel afkomstig is. De woorden staan in het begin van zijn treurspel Rozemont. Hiervan zijn slechts 72 verzen overgeleverd: in 1639 afgedrukt achter Vondels treurspel Maeghden. Het gaat om het eerste bedrijf van Rosemont, dat door een ‘Pauselijck Gesant’ wordt geopend met de woorden:

 Een manshart kropt zijn nijt, die uitbarst by de vrouwen.
Sophia, wat al leets hebt ghy Godts Kerck gebrouwen,
Met eenen schimpscheut […]

Weyerman maakte van ‘manshart’ twee woorden, en verving ‘nijt’ door ‘spijt’. Zijn verwijzing is echter onmiskenbaar: in de eerste regel van zijn vers maakt hij een buiging naar Vondel.

Het treurspel Rozemont werd weliswaar in de zeventiende en achttiende eeuw diverse malen in verzamelbundels van Vondel herdrukt, maar we mogen de tekst toch wel obscuur noemen. Als iemand de stelling poneert dat het hoofd van Weyerman een pakhuis vol literaire teksten was, waaruit hij kennelijk zonder enige moeite citaten tevoorschijn kon halen, dan zal ik hem niet tegenspreken! – Jac Fuchs

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.