woensdag 10 juli 2024 – Weyerman heeft de Haagse dominee Henricus Velse (1683-1744) vrijwel zeker persoonlijk gekend. Onder het postume portret van Velse, bovenaan deze bijdrage, staat namelijk een vierregelig vers van Weyerman. Maar dat zegt nog niet alles.
In 1744, toen dominee Velse overleed, scharrelde Weyerman passages uit de stichtelijke Resolves van Owen Felltham bij elkaar om te komen tot het Treurvertoog ter loflyker geheugen van den godgeleerden, godvruchtigen, liefdaadigen heer Henrik Velse, leeraar van de Hervormde Nederduitsche Gemeente in ‘sGravenhage, overleeden op den 9 van de Louwmaand, in den Jaare 1744. Dat Weyerman in de Gevangenpoort in zijn eigen levensonderhoud moest voorzien, speelde bij zijn treurend schrijven vermoedelijk een grotere rol, dan intens verdriet om het overlijden van de predikant. Hoewel? Dominee Velse had zich wel bekommerd om het geestelijk welzijn van de bewoners van de Gevangenpoort: hij regelde dat het Hof van Holland er een catechiseermeester aanstelde. En mogelijk hielp hij Weyerman aan een vertaalklus.[1]
Over dominee Velse is bij mijn weten niet veel geschreven. Ik ben hem vorig jaar driemaal tegengekomen in archiefstukken. Die stukken roepen alle drie vragen op. Tweemaal lijkt de dominee niets aan te rekenen, maar bij het derde stuk heb ik geen idee wat erachter steekt.
Dominee Velse als gastheer van paskwilschrijvers?
In 1734 deed het Hof van Holland onderzoek naar de auteurs en drukkers van het achtste vervolg van de Keurdigten, een reeks met satirische gedichten die al sinds 1710 verscheen.[2] Het leidde tot een dossier met als Haagse hoofdverdachte de advocaat Balthasar Mandt.
Anders dan in Amsterdam kwam het in Den Haag niet tot veroordelingen, al kon Mandt een carrière bij het Hof van Holland verder wel vergeten. In het dossier zit een anoniem briefje waarin de drukker Cornelis van Zanten wordt beschuldigd van het drukken van ‘dier gelijke gedigten’. Er wordt gesuggereerd dat hij de makers van de gedichten kent: ‘se koomen wel op de catichisasie bij velse maenedags’.[3] Getuigenverklaringen in het dossier wekken de indruk dat de teksten uit de Keurdigten circuleerden in het koffiehuizencircuit en dáár verzameld werden. Dominee Velse en zijn catechisatiebijeenkomsten komen verder in het dossier niet voor, en gevolgen had de beschuldiging dan ook niet.
Was dominee Velse ‘Canalje’?
Het tweede stuk is te vinden in het Haagse notarieel archief. Onderaan deze bijdrage leg ik uit hoe het online te bekijken is.
Op 16 maart 1734 stuurde de weduwe Van Houten notaris Pieter Elisa Hissinck met een insinuatie langs bij Johanna Kerbij, weduwe van Wolphert Nobelingh, die advocaat en procureur bij het Hof geweest was.[4] Van Houten zou een contract met Nobelingh gehad hebben, maar de weduwe Nobelingh was op haar hoede: toen de notaris een dag later bij haar aanklopte, vertelde zij dat Van Houten samen met ‘dHr Predicant Velsen’ aan het sterfbed van haar man gezeten had. Tegen Van Houten had de stervende niets gezegd, maar ‘naa’t weggaan van d’Heeren Velsen en van Houten’ had hij tegen haar gezegd: ‘dit Canalje sal de Eerste weesen die u rusie sullen aendoen’.
Ik zie hier enkelvoud (‘sal’) en meervoud (‘sullen’). Dat de weduwe Van Houten in de insinuatie de dominee niet noemde en zegt dat het om een contract tussen wijlen haar man en Nobelingh ging, lijkt de dominee vrij te pleiten. Ik ben er niet achter gekomen wat de kwestie precies inhield, maar mijn vermoeden is dat de dominee alleen geprobeerd heeft in de kwestie te bemiddelen.
Dominee Velse ’s nachts op pad
Het derde archiefstuk is eveneens een Haagse notariële akte. Ook hier gaat het om een toevallige vondst en ook hier kan ik niet duiden wat zich precies afgespeeld heeft.
Op 27 juli 1734 liet ene Johan Willem Bertrand bij notaris Samuel Favon jr. een merkwaardige akte opmaken.[5] Om te beginnen legde hij zijn verklaring niet af op verzoek van een speciaal persoon, maar voor ‘alle die geene, welke het aen soude mooge gaan’ – voor het geval dat het ooit belangrijk zou blijken te zijn, dus. Ook speelt Bertram zelf een rol in het mysterieuze verhaal dat hij vertelt, maar licht hij zijn eigen rol niet toe.
Bertrand kende Stijntje Winninck, weduwe van Johannes Gras. Die had hem meermalen het volgende verhaal verteld. Stijntje werkte bij Anna Clara Theophila van Vredenburg, de buurvrouw van thesaurier Nicolaas Dierquens, aan het Voorhout. Op een donkere avond (zij was buiten en had een licht in haar hand) vroeg haar mevrouw aan Stijntje om met een heer mee te gaan. Stijntje vroeg of zij ‘mijn Heer Velse’ bedoelde, maar kreeg geen antwoord.
Buiten vroeg ‘gemelde Predicant Velse’ aan Stijntje om hem op een huis of vijf afstand te volgen. Bij het huis van burgemeester Brandt op het Voorhout kreeg de dominee gezelschap van een jongen. Samen liepen die twee door de Lange en de Korte Houtstraat en de Kalverstraat naar het huis van notaris Favon. Later kwam Velse samen met Johanna, de meid van mevrouw Van Vredenburg, het huis weer uit, en liep naar een straat ‘bij de Poote’ (de Lange Poten?), waar zij weer een huis binnen gingen.
Even later zag Stijntje ook Bertrand daar binnengegaan. Bertrand noemt het huis in zijn verklaring ‘het huijs van de Smit’. Na enige tijd waren Johanna, Bertrand en Velse het huis weer uit gekomen en naar het Plein gelopen, waar Johanna en Stijntje afscheid van de twee heren genomen hadden. Velse had op geen enkel moment aan Stijntje verteld wat er gaande was, en over de rol van Johanna zegt Bertrand helemaal niets.
Het helpt niet dat Bertrand alleen maar zegt dat het om een donkere avond ging, en geen datum noemt, terwijl hij zelf bij het gebeuren betrokken was. Mede door het ontbreken van een index op het Haagse notarieel van de eerste decennia van de achttiende eeuw, heb ik het zoeken naar documenten die context kunnen bieden, snel opgegeven. Wie legt me uit wat hierachter stak? Wie kan uitleggen dat dominee Velse ook in dit geval geen kwade bedoelingen had? – Jac Fuchs
Naschrift
Vanaf 15 juni 2023 schreef ik voor deze site enkele bijdragen over het notarieel archief van Den Haag, dat vorig jaar online gebracht is. Hier is nog een keer de uitleg over hoe de aktes in dat archief online op te zoeken zijn:
- open de site van het Haags gemeentearchief, archief 0372-01
- klik op Inventaris.
- klik op de lijst waarin het nummer van de gezochte notaris te vinden is (bijvoorbeeld ‘3.401-500 Akten van notarissen benoemd 1716-1735’ voor notaris 3.495).
- klik op het +-teken voor de naam van de gezochte notaris.
- klik (als er bij deze notaris meer dan één inventarisnummer te vinden is) op het +-teken voor de opsomming van inventarisnummers bij deze notaris.
- klik op het paperclip-symbool achter het gewenste inventarisnummer.
- klik op een willekeurige afbeelding. Van hieruit is het mogelijk door de afbeeldingen van het gekozen inventarisnummer te bladeren.
[1] Jac Fuchs, ‘Rampzalige onzekerheyt des leevens! Weyerman, dominee Velse, en het Treurvertoog uit 1744’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 35 (2012), p. 132-138, aldaar p. 136.
[2] Ton Jongenelen, ‘De Keurdigten. Het levenswerk van Pieter van der Goes, boekverkooper’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 27 (2004), p. 57-70.
[3] Den Haag, Nationaal Archief, archief 3.03.01.01 (Hof van Holland 1428-1811), inv. nr. 5433.16 (informatie inzake Mr. B. Mandt wegens het leveren van paskwillen voor de Nederlandsche Keurdichten), ongenummerd stuk (p. 117-118).
[4] Den Haag, Haags Gemeentearchief, archief 0372-01 (notarieel archief Den Haag), inv. nr. 2972 (notaris Pieter Elisa Hissinck, minuten 1733-1740), akte d.d. 17-3-1734 (online: frames 19-20). Hissinck heeft notarisnummer 3.495.
[5] Den Haag, Haags Gemeentearchief, archief 0372-01 (notarieel archief Den Haag), inv. nr. 2229 (notaris Samuel Favon jr., minuten 1733-1740), akte d.d. 27-7-1734 (online: frames 92-93). Favon heeft notarisnummer 3.401.