Bad bad Betje Wolff
dinsdag 3 juni 2025 – Betje Wolff zaaide in haar leven veel wind. De geoogste storm drong door tot in Huis Hardenbroek.
Het archief van dat Huis, bewaard in Het Utrechts Archief (beheersnr 1010), herbergt een exemplaar van De Bekkeriaansche Dooling uit 1775. Dat is geen groot nieuws, maar wat is het een geweldige, pittige en onverschrokken tekst!
In haar Betje-bio wijdt Marita Mathijsen een paar smaakmakende bladzijden (p. 146-148) aan deze tekst. Wat ik in een kwartiertje van de Dooling las, smaakte beslist naar meer, naar een geannoteerde uitgave bijvoorbeeld. Wat zou het een mooi gevolg zijn van Mathijsens biografie wanneer Betje Wolff niet enkel op een voetstuk wordt geplaatst, maar ook gelezen blijft en bestudeerd wordt.
Behalve De Bekkeriaansche Dooling, niet onbekend maar nauwelijks gelezen, bevat het Huis-archief ook een klein papiertje (inv nr 5993) met een kritisch kwatrijn contra Betje Wolff: ‘Op de Vijf articulen van Sandhorst’:
’t Zandhorstschen Monster, uit de Beemster voorgekomen
Der wellust vuijl gebroed, ’t afgrijzen van de Vromen
Mishaagt mij zeer, en kan bij niemand sijn geacht,
Ten zij hij Wolven mind in een schape vaght.
N.B. de maakster der 5 art. is Juffr E. Wolff, geb. Bekker
In het handschrift is ‘geb. Bekker’ doorgestreept, mogelijk om de verwijzing naar de wolvensoort te versterken
Dit versje, onvermeld in Buijnsters’ bibliografie en in de door André Hanou bezorgde editie van De Onverandelyke Santhorstsche Geloofsbelydenis, is geen meesterstuk, maar het laat wel zien hoe groot de weerklank was van Wolffs satire. Minstens zo veelzeggend is dat dit handschriftje bewaard werd. – Peter Altena