dinsdag 10 juni 2025 – Het zomernummer van de Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman is in aantocht! Dat wil zeggen: de inkt moet er nog op, de exemplaren moeten nog worden voorzien van verzendlabels en Post.nl moet nog doen waarvoor ze betaald wordt. Maar dan is het zover. Wat kun je verwachten?
De aflevering opent met het artikel van Jac Fuchs ‘Jaques de Roore, Johan van Gool, Gerard Hoet Jr. en Weyermans Kunst-schilders en konst-schilderessen’. Hierin legt Fuchs twee autobiografische teksten van Weyerman naast elkaar, namelijk het lemma Weyerman in de Konst-schilders en de autobiografische passages in het zgn. Brussels handschrift. Dit heeft geleid tot een acribisch literair-archeologisch onderzoek, dat nieuw licht werpt op de werkwijze van Weyerman als biograaf en de wordingsgeschiedenis van de Kunst-schilders. Bij dat laatste blijkt Gerard Hoet een verrassende rol te hebben gespeeld.
Het tweede artikel is van Simon Groot, numismaat maar wellicht bekender om zijn muziekhistorische artikelen. Hij schreef ‘Nederlands geld in de achttiende eeuw’, een overzichtsartikel over de rekeneenheden in het betalingsverkeer in de lange achttiende eeuw. Terloops wordt ook de geschiedenis van het Nederlandse geldsysteem uit de doeken gedaan. Daalders, kopergeld, gouden rijders en gouden dukaten: tijdens archiefonderzoek kom je die munten herhaaldelijk tegen. Fijn zijn de illustraties bij dit artikel: dan weet de numismatische leek snel wat er indertijd bij een verkooptransactie is neergeteld.
In het vroegmoderne Londen had één op de vijf mannen uit de risicogroep (tot 35 jaar) de syfilisbacterie onder de leden. Deze constatering was voor Marja Geesink en Rietje van Vliet aanleiding om te onderzoeken hoe de situatie in Nederland was. En vooral: hoe het vroegmoderne leven van mannelijke syfilislijders er uitzag. Het leidt tot smakelijke en onsmakelijke observaties in ‘De pruik van Focquenbroch. Syfilis in de zeventiende en achttiende eeuw’. Als casus hebben de auteurs de zeventiende-eeuwse schrijver Focquenbroch genomen. Ook hij had syfilis, zo blijkt.
Aan de hand van de driedelige bloemlezing Apollo’s marsdrager laat Frits Booy zien dat er in de achttiende eeuw gewaagde poëzie met gewaagde prenten werd uitgegeven. De anonieme samensteller – ene J.K. uit Rotterdam? – presenteert zich als een marskramer die namens Apollo, de god van de dichtkunst, zijn poëtische handel aan de man brengt. Schalkse liedteksten gaan gepaard met erotische prentjes, waarvan een groot aantal hier wordt getoond. Dat de bloemlezing populair was, blijkt uit de drukgeschiedenis. Het zou om de 97ste druk gaan, suggereert de uitgever in deel 1. Overdreven, maar dat het meerdere malen op de drukpers heeft gelegen, is evident. De vrijmoedige en spottende populaire poëzie uit de zeventiende eeuw was duidelijk ook in de achttiende eeuw nog in trek.
Het voorlaatste artikel is van de hand van Cor de Vries: ‘“De kragt van de volksstem”. Hendrik Nobbe (1742-1804), patriot, clubist en vooruitstrevend democraat’. Deze Nobbe is in de nationale geschiedschrijving in de vergetelheid geraakt. Ten onrechte, zo blijkt uit dit artikel. Hij is op het ene moment een volksheld, schrijft De Vries, om even later als revolutionair, spion of complotteur tot driemaal toe in het gevang te verdwijnen. Eind achttiende eeuw werpt Nobbe zich op als verdediger van de volksstem, mobiliseert hij een achterban waarmee rekening wordt gehouden en is hij luis in de pels van de Bataafse revolutionairen. Leuk om te zien wat er in zijn reistas zat toen die – Nobbe werd verdacht van spionage voor de Fransen – in beslag genomen werd.
Pauline Wittebol tot slot, hield in januari jl. tijdens de grondvergadering de Hanou-observatie. Hiermee wordt tevens het zomernummer van de Mededelingen afgesloten. Ze houdt zich bezig met Amsterdamse handelsnetwerken en Amerika in de achttiende eeuw, waarmee haar artikel ‘Jan de Neufville (1729-1796), Amsterdamse steunpilaar in de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd’ in één lijn ligt. De doopsgezinde Neufville, die sinds 1750 handelde op Noord-Amerika, was het aanspreekpunt voor veel Noord-Amerikanen die de stad aandeden. Hij voelde zich aangetrokken tot de oplaaiende strijd om de Amerikaanse onafhankelijkheid en burgervrijheden, en toog naar Den Haag om te pleiten vóór de kolonisten en tegen de Britse onderdrukker. Dit viel verkeerd bij de pro-Britse Willem V, maar juist in goede aarde bij de burgemeesters van Amsterdam. Wittebol laat zien welke nadelige gevolgen Neufville uiteindelijk heeft ondervonden door zijn niet-aflatende steun aan de Amerikaanse zaak.
De rubriek Recensies is kort: Rindert Jagersma bespreekt Daphne Stam (vertaling, inleiding en annotaties), Cosmotheoros. Christiaan Huygens over buitenaards leven (Amsterdam 2024) en John Besseling bespreekt Carolien Boender, Betrokken burgers. Stedelijk burgerschap van republiek naar koninkrijk (Amsterdam 2024). De rubriek Verschenen, samengesteld door Rindert Jagersma, is de hekkensluiter van dit boeiende en afwisselende zomernummer.
¶ Voor abonnementen en het bestellen van losse afleveringen kunt u een e-mail sturen naar de secretaris van de stichting Jacob Campo Weyerman. Kosten van dit nummer: € 15 (incl. verzendkosten).