Infame scribbelaars

zondag 1 april 2012 – In de geschiedenis van de Nederlandse en Nederlandstalige roman, zoals die in het vaderlands geheugen opgeslagen is, begint de jaartelling doorgaans in 1782, met de verschijning van Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, geschreven door Betje Wolff en Aagje Deken.

Als er voor de roman in de geschiedschrijving al leven was vóór 1782, dan ging het veelal om ‘voorlopers’ van Sara Burgerhart. Zo lijken de honderden nederlandstalige romans, die voor 1782 het licht zagen, gepubliceerd om de weg te bereiden voor Sara. De honderden romans die na Sara verschijnen, zijn in de ogen van de geschiedschrijvers navolgingen of zelfs dat niet.

De geschiedenis van de Nederlandse en Nederlandstalige roman begint zo niet slechts in 1782, de geschiedenis lijkt er voorlopig ook te eindigen. Als er al een 18e-eeuwse Nederlandstalige roman de eer van deconstructie bewezen wordt, is het Sara Burgerhart. Over de meeste romans uit de achttiende eeuw wordt al tweehonderd jaar gezwegen en dat is misschien prettiger dan in deconstructie te moeten.

Met deze alinea’s opent het artikel ‘Infame scribbelaars, vuile boeken. Eer en schande van Nederlandse romans en hun schrijvers in de achttiende eeuw‘ van Peter Altena. Het verscheen in 2004 in Verlichte letteren in Noord en Zuid. Over Jan van Santen. Over Sara Burgerhart. Over de reductie van de romangeschiedenis tot één titel.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.