maandag 21 mei 2012 – Afgelopen week viel het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden op de deurmat. De editie van 2010-2011.
In de eerste jaren van mijn lidmaatschap van de Maatschappij keek ik haastig wat er aan verhandelingen in het jaarlijks verschijnend boekdeel te vinden was, maar steeds vaker verdwaal ik in de afdeling ‘Levensberichten’. Zo gaat dat, het Jaarboek als nieuwe ‘blauwe beul’. Zoals ik in de voorbije jaren moest wennen aan de gedachte dat schrijvers die een later geboortejaar hadden kwaliteit hadden – ‘Grunberg, zo jong, dat kan niks zijn’, zo vergiste ik me – zo moet ik me erop voorbereiden dat ik in de afdeling ‘Levensberichten’ mensen ontmoet die in mijn agenda vaste waarden waren en er in strijd met de goede smaak niet meer voorkomen.
André Hanou en Arno van der Plank, dankzij hun biograaf (of levensberichter) Karel Bostoen in één jaarboek met elkaar verbonden. Beide mannen heb ik gekend, jongens, tot op hoge leeftijd jongens. André en Arno drukten en gaven uit (desnoods en graag) wat er komen moest. Ik verbeeld me en herinner me dat ze elkaar wel mochten.
Vanuit de andere wereld hoor ik dat André een exemplaar van een hem onbekende roman heeft gevonden en aan Arno vraagt of hij die roman kent. Arno antwoordt dat hij de roman op een zoeklijstje heeft staan en het exemplaar zal vermelden in zijn naslagwerk.
In het levensbericht van Arno van der Plank tref ik de naam van mijn oud-collega Richard Bromberg. Richard woont in Roosendaal en ik zou Arno willen vragen of ik hem de groeten moet overbrengen. André wil ik zeggen dat ik zijn blogs en zijn lach mis. Eén klein nieuwstijdinkje? Kom op! — PA