Komt het goed met Wolff en Deken?

maandag 6 augustus 2012 – De Werkgroep 18e eeuw kent sinds enkele jaren de zogenaamde Burgerhartlezing, die genoemd is naar het titelpersonage van de bekendste roman van Wolff en Deken. In de aankondiging van de nieuwe editie en in de terugblik op eerdere lezingen worden de schrijfsters aangeduid als A. Wolff en E. Deken.

Het kan nog erger: in 1999 noemde een groot geleerde beide schrijfsters ‘Agnes Wolff-Dekker en Elizabeth Deken’. Een collega van bedoelde geleerde noemde die verschrijving een onbegrijpelijke vergissing: ‘dat soort fouten maakt hij normaal nooit, ik begrijp het niet’.

Ben bang dat het uiteindelijk desinteresse is. Het kan niemand veel schelen. Die geleerde van de onbegrijpelijke fout is ongetwijfeld door velen ‘gepeerd’, maar die velen zagen niets (of wisten het niet). Het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde publiceerde enkele jaren geleden een artikel over Feith, waarin de voornaam van de schrijver in de titel van het artikel en in het artikel zelf ook nog enkele malen als ‘Reinvis’ werd gemaltraiteerd. Niemand van de redactie had dat gezien. Maakt toch niet uit? Mullis, Elshot, Haase, Notenboom!

Van die Burgerhartlezingen heb ik er twee, de eerste twee, live meegemaakt. Bij beide lezingen was ik al na vijf minuten reddeloos verloren. Gelukkig deed Arnold Heumakers (in het afsluitend gesprek) alsof hij precies begrepen had wat er gezegd was. Het lukte me overigens wel om mijn gezicht zo te plooien dat anderen dachten dat ik een en ander volledig doorgrondde. Het veinzen van volledig begrip ging ook een groot aantal andere aanwezigen geweldig goed af. De lezingen heb ik later geprobeerd te lezen en de geschiedenis herhaalde zich: al na enkele bladzijden was ik de draad kwijt.

Dat de grote geesten uit ons belendende cultuurgebieden in de lezingen besproken worden alsof ze ook in ons cultuurgebied ‘alive and kicking’ zijn – volgens Herder zus, volgens Goethe zo, volgens Hume echter, volgens Voltaire daarentegen – is dan nog wel stoer, maar de lijntjes met de Nederlandse Verlichting zijn er flinterdun (en soms nog gezocht ook). Nergens of bijna nergens gaat het in de Burgerhartlezingen over Wolff en Deken of over andere schrijvers en denkers uit ons taalgebied. Nederlandse achttiende-eeuwkenners worden in Felix Meritis, waar de lezingen worden gehouden, vergast op geleerdheid van elders, maar die geleerden van elders nemen van de Verlichting uit Nederland nauwelijks iets mee. Geleerden van naam en faam doen in Amsterdam een hoopje, maar echte interesse voor de Verlichting in Nederland?.

De ambitie van de Burgerhartlezingen om iets met Pim Fortuyn, Theo van Gogh en ‘nine eleven’ en het debat over de Verlichting te doen, ja, dat is me wel wat. Het klinkt ook heel hip en urgent en van deze tijd, maar is het praten daarover niet louter ‘transposing air’ (in de formulering van de Amsterdamse band Blue Murder)? Is het vermetel te beweren dat in de lezingen tot nog toe niets tot weinig van dat eigentijdse debat over de Verlichting te merken was? Misschien maar goed ook.

Wat al een beginnetje in de goede richting zou zijn, is dat de namen van de schrijfsters correct vermeld worden en dat er in de Burgerhartlezingen een waarachtige confrontatie van de Verlichting van hier en daar en – als het dan toch moet – toen en nu wordt gezocht. — PA

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.