De Leidse lector als redder van het vaderland – Berkheij 1812-2012 (1)
woensdag 8 augustus 2012 – In oktober 1781 schreef Johannes le Francq van Berkheij een brief aan Pieter van Bleiswijk. Die brief ging onmerkbaar over in een ‘Memorie’, waarin weinig minder dan een flinke voorsprong in de internationale wapenwedloop werd nagestreefd.
Van Bleiswijk, hoger kon bijna niet, was raadspensionaris van ‘Holland enz.’ en curator van de Leidse Academie. Als iemand de macht had om de verbeelding van Berkheij werkelijkheid te maken, was het Van Bleiswijk wel. Hij was niet alleen de baas van Nederland, maar ook van de universiteit waar Berkheij als lector aan verbonden was.
Op het moment dat Berkheij zijn brief schreef, was het oorlog. In dichtvorm had hij afscheid genomen van zijn zoon Everhard, die op de staatse vloot ging dienen, en hem daarbij overladen met goede raad. Sommige van die raadgevingen zijn waanwijs, andere ontroerend, maar een vader die zijn kind offert aan de oorlog wordt veel vergeven. Toen Berkheij zijn brief aan Van Bleiswijk schreef, had Everhard kort daarvoor de slag bij de Doggersbank meegemaakt en overleefd. De vader zong onmiddellijk de lof van de overwinning die daarbij geboekt was. Dat Berkheij zijn zoon voor het vaderland liet vechten en zelf stem gaf aan de vaderlandse trots op zee maakte dat de dichter van Oranje even als nationale dichter gezien werd. Zijn vijanden in Leiden zagen deze prestigewinst met lede ogen aan.
In zijn brief aan Van Bleiswijk ging Berkheij in proza verder dan in verzen. Al eerder had hij Van Bleiswijk ‘eenige Schetsjes overgegeeven’ en daaruit was de afspraak voorgekomen, zo schreef hij, dat hij een ‘Memorie’ zou inleveren. Nu loste hij de belofte in met een ‘Denkbeeldig ontwerp van door zekere saamengevoegde snaphaanen in tyd van nood het gebrek aan gedresseerde Militie te suppleeren’. Het probleem was immers dat in de strijd het laden van de geweren veel tijd kostte en dat die tijd kostbaar was. Het vergde bovendien grote aantallen manschappen om de noodzakelijke pauzes voor het laden te vullen door militairen die op hun beurt dan weer laadden als anderen schoten. Er moest wat bedacht worden om de onderbrekingen tussen de salvo’s te verkleinen of te elimineren. Op zoek naar de mitrailleur of het Stalinorgel!
Zo’n nieuw wapen zou in tal van noodsituaties uitkomst bieden: ‘ter bescherming van onze kusten by onverhoedsche landingen der Vyanden ofte ook dezelve soort van wapenen in belegerde steden, veldslagen, ja eindlyk ter beteugeling van baldadige oproeren in de Steede te Emploieeren’. Hielp het de ene keer niet, dan de andere misschien.
Berkheij voegde allerlei schetsen toe die duidelijk moesten maken hoe het nieuwe wapen functioneerde. In woorden heette het dat men
een zeker getal Snaphaanloopen, zonder laden of slooten, op een best convenablen afstand, vast maakte, op daar toe vervaardigde houten ramen, zoo ligt en draagbaar als mogelyk is. en vervolgens de gaten in de kruidkamers naar boven gekeert zoodanig met een loden of yzeren goot of loop. mogelyk ook best met een lopend lont. zoodanig vereenigde, dat met het confonderen van het kruid. de geheele reek[s] Snaphanen in eens afvuurden. en vervolgens meerder zulke vereenigde lopen by der hand hebbende, telkens de plaats der afgeschotene te doen verruilen, en zoo er tyd is de afgeschotene weder te doen laden dat te beproeven staat.
Hij vroeg de raadspensionaris om met de voorstellen discreet om te gaan. Hij mocht het uiteraard wel aan de stadhouder voorleggen, maar liever niet aan derden. Daar had hij slechte ervaringen mee, want een eerder geniaal plan was op schaamteloze wijze door anderen overgenomen.
De nieuwe vinding van Berkheij werd niet de atoombom van de Vierde Engelse Oorlog. Al in 1782 verloor hij weer het aanzien dat hij kort ervoor moeizaam had heroverd. Van Bleiswijk zou kort hierna een cruciale rol spelen in het proces tegen Berkheij. Als curator stemde hij in met de schorsing van Berkheij als lector. Of de machine met roterende snaphanen in werkelijkheid gebouwd is en in de strijd effectief zou zijn, is moeilijk uit te maken. Berkheijs memorie zou eens goed onderzocht moeten worden door een specialist op het terrein van oud geschut.
Wat misschien wel het meeste opvalt, is Berkheijs idee dat hij eigenlijk overal verstand van heeft, op veel terreinen een oorspronkelijke denkkracht heeft die aan het geniale grenst. In jaren van specialisatie vertegenwoordigde Berkheij – net als Bilderdijk – het genus van de geleerde die zich nog en tegen de verdrukking een ‘uomo universale’ waant. — PA
¶ Brief en memorie van Berkheij zijn te vinden in NA, Arch. Pieter van Bleiswijk (3.01.25), nr 86. In de monografie van Arpots wordt de brief als nr 322 genoemd, maar in de tekst wordt er geen gebruik van gemaakt. In jaargang 20 van De Navorscher wordt een soortgelijk initiatief uit 1690 gememoreerd, toen een zekere Bellingham aan de meestbiedende zijn plannen voor een soort mitrailleur aan de hand deed.