vrijdag 9 november 2012 – Als we Ignaz Matthey mogen geloven, werd er in Nederland weinig geduelleerd. Het duel werd gezien als een soort kansspel: de winnaar had gewoonweg geluk. Verder vond de nuchtere Hollander het wel een heel zwaar middel om je gelijk te halen: vaak voor onbenullige kwesties. Duelleren was bovendien onwettig. Kortom, voor de geschiedenis van het duelleren moet je eigenlijk niet in Nederland zijn.
Toch waagde Matthey zich aan dit onderwerp. Zijn Duel in de Nederlandse geschiedenis noemt hij dan ook het eerste boek waarin de vergeten uithoek van het vaderlands verleden wordt verkend. De Nederlandse duelgeschiedenis, zo concludeert hij, is minder armetierig dan tot dusverre werd aangenomen.
Er is namelijk veel over te doen geweest. Tegenstanders duelleerden met de pen. Juristen zochten fanatiek naar mogelijkheden om er straffen aan te verbinden. Het journaille trakteerde de lezers met een zekere regelmaat op sensationele berichten over spectaculaire duels. Verder worden heel wat duels beschreven in de literatuur en in het theater zorgden duelleerscènes voor de nodige spanning onder de toeschouwers.
Ook Weyerman schreef over ‘Duëllisten’. Hij vond het idioot om je gelijk te halen met een steekwapen. Niet voor niets noemt hij degens ‘krakeelyzers’. In de Rotterdamsche Hermes schrijft hij een vertoogje ‘tegens de Duëllisten’ die met pistool en degen de slagtbank van Bellona dienen’. Citaat (met toegevoegde returns):
Een eerlyk Man, wiens Vrou niet boven verwachting eerlyk was, kreeg eenige vonken van de toorts van Overspel in den neus, en was zoo gelukkig, dat hy den Doffer met de Duif op het nest (in puris naturalibus) betrapte.
De Galant, die ’t cachet van het huwelyks-Magazyn gevioleert had, vraagde, of hem tydt gegunt was om op te staan en zyn’ degen te nemen:
O ja, met veel vermaak (repliceerde de gehoonde Eigenaar) niet alleen uw’ degen, maar zelfs kont ge uwen rok en laerzen aantrekken.
De Pikeur in min dan anderhalve Ave Maria gekleet zynde, zei tegens zyn Zwager: Welaan, myn Heer; nu ben ik tot uw’ dienst, en ik zal u naar uw welgevallen met pistool of degen voldoening geven.
Halte (zei d’ander) wy zyn niet egaal om te vechten: laat my ook eerst myn hart eens met uw Wyf ophalen, dan zal ik, of myn krakkeelyzer met u meten of viktorie schieten.
Neen, Broeder,(vervolgde hy) het is myn Wyf, dat dikke Beest, dat den helm van myn adelyk wapen met twee ongemeene hartshoornen gepalleert heeft, en die Dame zal ik, en niet u, naar verdienste castigeren.
Hermes wil wel gelooven dat die Koekkoek geen bloodaart was, doch hy gelooft desgelyks, dat diergelyk eene discretie meer een’ Rechtsgeleerden, die met long en tong Themis bank verdedigt, passen zoude dan een Man die gewoon is met pistool en degen de slagtbank van Bellona te dienen.
In Engeland was men ook geen fan van duelleren. Een primitieve vorm van discussiëren. Meer iets voor Ieren. Kijk hier naar de prent waarop Paddy Whackmackerack en Mackirchincroft de Kleermaker met elkaar in gevecht gaan.
¶ Ignaz Matthey, Eer verloren, al verloren. Het duel in de Nederlandse geschiedenis. Walburg Pers. ISBN: 9789057308727. Prijs € 49,50 (gebonden, 640 blzz).