Achttiende-eeuwse wijn onder de hamer

Wijn 1735donderdag 18 april 2013 – Deze twee flessen wijn worden op vrijdag 3 mei geveild bij wijnveilinghuis Sylvie’s in Antwerpen. Ze worden per paar geveild (inzet € 2000) zodat de koper de mogelijkheid heeft om van één fles te proeven en de andere fles intact te houden. In totaal gaan er zes flessen onder de hamer. Figuurlijk dan.

De flessen zijn afkomstig uit het wrak van de driemaster ’t Vliegend Hert. Die was op 3 februari 1735, kort na het vertrek vanuit het Zeeuwse Rammekens, vergaan. De Oost-Indiëvaarder, die op weg was naar Batavia, had niet alleen een grote lading geld van de Verenigde Oost-Indische Compagnie aan boord, maar ook honderden flessen wijn.

In 1983 werd het wrak, dat 20 meter onder water lag, door shipwreckhunters geborgen. Aan boord bevond zich voornamelijk geld van de VOC, waarmee goederen in Azië zouden worden aangeschaft. Verder waren er ook materialen voor eigen gebruik: degens en musketten; pijpen en wijn voor de heren in Batavia; lood als ballast voor het schip en natuurlijk ook levensmiddelen voor de opvarenden (bron).

De vorm van de flessen is typisch achttiende-eeuws. Ze werden met de mond geblazen. Met één keer uitblazen kon een glasblazer een fles vormen met een inhoud van ongeveer 75 centiliter. Later zou dit de standaardmaat worden. Weyerman sprak altijd van drielingsflessen, maar wat dat precies zijn, heeft nog niemand kunnen achterhalen. Lees bijvoorbeeld zijn Oog in ’t Zeil:

In het hevigste van den storm kwam er een Matroos invallen in de kajuit, die my vroeg, of ik hem niet konde laaven met een hartsterkende teug Nants of Bourdeaux?
Ik reikte die knaap een pas ontgonnen drielingsfles, waaruit hy zulk een’ fixen ruk deet, dat ik deszelfs totaalen ondergang voorspelde by een tweede neep.
Onder de wedergave van de fles, schudde die ruuwe quant het hoofd, en zwoer, “
Damme, dat die brandewyn met bruine peper was aangezet.” Nog voegde hy er by, “dat hy zich wilde laaten opknoopen, indien hy een stroobreed buiten den omtrek van de waarheid was gespat.”
Na die beëedigde verklaaring, bekeek ik dien Zeehond met aandacht, en bespeurde een hangachtige gelaatkunde, waaruit ik fluks voorspelde onze behoudenis
.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.