dinsdag 13 augustus 2013 – Eén van de meest bizarre schilderijen die ik ken, heeft Jacob Paul Gundling (1673-1731) als onderwerp. Hij zit pontificaal rood in het midden, met zijn lange ouderwetse allongepruik op. Hij rookt een pijpje, dat hij wel heel vreemd in de lucht houdt. In de andere hand heeft een vol glas bier.
Op de voorgrond, links en rechts, zitten hazen met een pen in de hand en een boek voor zich. Rechtsboven zit een aap, naast een wijnfles, die de steek van Gundling wil opzetten. Het dier zit op wat verkreukelde paperassen, die nogal zijn besmeurd. Linksboven is de vrouw van Gundling afgebeeld, Anna de la Rey, een Nederlandse van hugenootse komaf.
Naar mate je langer naar het schilderij kijkt, verraden meer en meer details dat hier iemand flink op de korrel wordt genomen. Dat is inderdaad het geval als je de levensgeschiedenis van deze Duitse hoogleraar geschiedenis en rechten aan de Berlijnse Ritterakademie bestudeert. Dit is een soort bestuursacademie, bestemd voor jongens uit de burgerij (en niet uit de adel).
Wikipedia vertelt uitvoerig de levensloop van Gundling. Al in 1810 kon ook Nederland kennis nemen van het gepest en gesar waar Gundling slachtoffer van was. Samuel Baur beschrijft namelijk in zijn Levens van gedenkwaardige mannen en vrouwen uit de 18e eeuw (1810) de taferelen aan het Pruisische hof waar ook Gundling als lid van de Ritterakademie rondliep. Citaat:
Er heerschte toen bijna aan alle Hoven de gewoonte, dat een van hun, die tot den Hofstaat gerekend werden, zich als HOFNAR moest laten gebruiken. Het oogmerk hierbij was, om den regerenden Vorst in verdrietige luimen, door allerlei geestige invallen en snakerijen weder op te beuren en te vervrolijken, en hem het onaangename te doen vergeten.
De nieuwe Koning van Pruissen FREDERIK WILHELM I. versmaadde dit middel niet, om zich bij wijlen de muizennesten te laten verdrijven.
Reeds als Kroonprins had hij, wanneer hij in Berlijn moest zijn, oorlog met den tijd. Om denzelven te dooden reed hij op den rug zijner lijfbedienden de kamer rond, en zweepte dan deze Koninklijke paarden ter kamer uit.
Na het aanvaarden der Regering moest dit Vorstelijk vermaak wegvallen, en nu liet hij zijne Officieren tegen den avond bij elkanderen komen, om zich met hun den tijd door te brengen. Dit Collegie vergaderde overal, waar de Koning zich gedurende de verschillende jaargetijden bevond, het zij in Berlijn, te Potsdam of te Wusterhausen.
Gundling was in dit ‘Tabakskollegium’ de klos. Er werd flink gezopen, waar Gundling uiteraard vrolijk aan meedeed. Tegelijkertijd werd hij mikpunt van de spotternijen van de rest van het tabaksgezelschap. Hij werd gebombardeerd tot ceremoniemeester, een functie waarvoor hij verplicht was rood fluwelen kleding te dragen. Over zijn ijdelheid en dronkenschap werden ruwe grappen gemaakt. Samuel Baur:
Toen hij eens aan tafel zat, werd er een jonge aap in de kamer gebragt, die even zoo gekleed, was, als hij. Deze aap had een papier te overhandigen, waarop stond‚ dat hij een onechte zoon van GUNDLING was; dat deze hem echter voor zijnen zoon niet wilde erkennen, ook weigerde, hem behoorlijk te onderhouden, weshalve hij zoo wel om het eene als om het andere bad.
GUNDLING werd aanvankelijk, volgens zijne gewoonte, zeer boos over deze grap; maar op het einde bedaarde het toch, en hij begon zelfs mede te lagchen‚ nam zijn lief zoontje in de armen, en kuste het regt hartelijk.
Maar de grappen werden grover en grover. Grundling kon er niet meer tegen. Hij kreeg een maagzweer en ontvluchtte het hof. Helaas voor Gundling droogde de stroom van satirische pamfletten en prenten over hem niet op. Maar de schunnige grappen hebben zijn wetenschappelijke carrière niet in de weg gestaan. Hij werd zelfs president van de Pruisische Academie van Wetenschappen en voerde in zijn huishouden grote staat.
Desondanks was zijn begrafenis voor menig hoveling dolle pret. Zijn lijk werd getoond in een wijnvat als doodskist. Volgens sommigen werd dit vat door varkens voortgetrokken, richting zijn laatste rustplaats in Potsdam. — RvV
¶ Frederici Nicolai, Leben und Thaten Jakob Paul Freiherrn von Gundling (1795); en Karl-Heinz Otto, Gundling. Akademiepräsident & Hoffnarr Friedrich Wilhelms I. Märkische Reisebilder. ISBN 3-934232-32-9. Prijs € 3 (32 blzz).