Beck & Beck

JCW Karel Schoemandonderdag 23 januari 2014 – In 1701 vertrok de Arnhemse theoloog Hendrik Beck (1664-1755) namens de VOC naar Zuid-Afrika. Hij hoopte in enkele gemeenten aan de Kaap de Goede Hoop als predikant te kunnen voorgaan. Die kans kreeg hij kort na zijn aankomst, toen bleek dat zijn voorganger te Stellenbosch zich met een pennenmes van het leven had beroofd.

Hendrik bezat er land – de combinatie predikant en boer kwam in Zuid-Afrika vaker voor. De VOC stelde hem bovendien als onderkoopman aan. De Loffelijke Compagnie stimuleerde de zondagsheiliging, verbood vloeken en openbare dronkenschap, beschermde het huwelijk en regelde de armenzorg en onderwijs, zoals ze dat ook in de Republiek deed.

Stellenbosch telde omstreeks 1700 enkele tientallen lidmaten, onder wie vijftien mannen. Voldoende om naast de predikant twee ouderlingen en twee diakenen aan te stellen die het kerkbestuur moesten vormen. De ongetrouwde Hendrik kreeg het druk. Hij nodigde in 1704 zijn zusje Aletta (1667-1752) uit om hem in de pastoriehuishouding bij te staan.

Aletta had in Arnhem als dichteres naam gemaakt als lid van een ‘dichtkundige maatschappij’, die in het leven was geroepen door Johannes d’Outrein. Een aantal van haar gedichten is opgenomen in Ontlasting van moeyelyke besigheden van een ander lid, de huisschilder Wouter Zimmers, die later in Arnhem een gewaardeerd bestuurder zou worden.

Terwijl de Gelderse Plooierijen in die jaren stad en platteland in hun greep hielden droegen de Arnhemse genootschapsleden elkaar hun beschaafde gedichten voor. Daarin klonk niet zozeer die politieke onrust door, als wel de invloed van de coccejaanse oprichter. Maar ook een gedicht over het zetten van koffie haalde de bundel van Zimmers met gemak.

Toen Aletta haar bentgenoten vertelde dat zij had besloten haar broer te gaan helpen, daalde een kleine regen van afscheidsgedichten over haar neer. Daarin werd haar afgeraden af te reizen naar het land van de ‘woeste hottentotten’. Emigratie was ook in die tijd een definitieve keuze.

Maar Aletta ging naar de Kaap. Toen ze in 1705 aankwam, bleek haar broer echter getrouwd en was er voor haar geen plaats meer in de pastoriehuishouding. Ze moest zich een levensweg banen in haar nieuwe thuisland. Onlangs heb ik haar leven beschreven: je kunt het artikel hier lezen. Van een beschaafd dichtkransje kwam ze in een wereld vol geweld.

Geweld was geensins ongebruiklik in die vroegkoloniale samelewing nie, ook nie teen vroue nie, en daarby kry mens ook ´n ongemaklike indruk dat terwyl kleur in hierdie vroeè jare nie ´n beslissende faktor in die koloniale samelewing was nie, of in elk geval nie allesbeslissend nie, dit in oomblikke van spanning of druk tog ´n onmiskenbare rol gespeel het, veral onder die minder ontwikkelde deel van die blanke koloniste met hul Europese vooroordele.

Aldus een van de conclusies in Karel Schoeman, Twee Kaapse lewens, dat onlangs verscheen. Schoeman, navorsingsgenoot aan de Universiteit van die Vrystaat, beschrijft hierin de levens van beide Beckjes vanuit Zuidafrikaans standpunt. Hij maakte uiteraard gebruik van de plaatselijke bronnen, waaronder enkele dagboeken. Zijn breed opgezette studie geeft een fascinerende kijk op het harde (over)leven van broer en zus Beck tussen andere Nederlandse emigranten en Afrikanen aan de Kaap in hun ‘Kaaps-Hollandse styl’. Twee Kaapse lewens is een deel in de reeks ‘Kolonie aan die Kaap, wat gesamentlik die volle VOC-tydperk in Suid-Afrika sal dek’. — PvW

¶ Karel Schoeman, Twee Kaapse lewens. Henricus & Aletta Beck en die samelewing van hul tyd, 1702-1755, Pretoria, Protea Boekhuis 2013, gedrukt en gebind deur Interpak Pietermaritzburg. ISBN 978-1-86919-978-4. Bestellen is wat ingewikkeld. Van de uitgever kreeg ik daarover het volgende bericht: ‘Twee Kaapse lewens se prys is ZAR350.00. Indien u van die boeke wil bestel, kan u u bestelling plaas by Littlejohn Galloway. Hy sal vir u die pos- en verpakkingsfooie kan uitwerk’.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.