Pseudovertalingen in de achttiende eeuw
vrijdag 2 mei 2014 – Het tijdschrift Les Lettres Romanes laat ik meer dan eens ongelezen. Zelfs de moeite van het inzien neem ik doorgaans niet als ik in grote bibliotheken een rondje maak langs de tijdschriftenplanken. Maar in het themanummer over ‘Scénographies de la pseudo-traduction’ (jaargang 2013) heb ik toch met enig vermaak enige tijd zitten neuzen. Een dikke aflevering over de pseudovertaling.
Gezien de aard van het tijdschrift behoeft het niet te verbazen dat de artikelen vooral Franse literatuur betreffen en dat er dus met een zekere graagte een hoge borst wordt opgezet: cocorico! Geleerden die over Franse literatuur schrijven, lijken altijd te willen bewijzen dat ze eigenlijk aan filosofie of sociologie doen. Derrida is altijd goed voor een onbegrijpelijk en zelden verhelderend maxime, Bourdieu ‘immer da’. Deze ziekte heeft intussen de betaalde literatuurwetenschap in Nederland ook vast in de greep.
Wie door het gekukeleku heen op zoek gaat naar interessante aanknopingspunten, vindt die wel. In een artikel van Shelly Charles over de pseudovertalingen in de Engelstalige roman in de achttiende eeuw wordt gesteld dat die vertaalfictie uiteraard een mystificatie is, maar dat de echte vertalingen en de pseudovertalingen een ingewikkeld samenspel kennen, elkaar beïnvloeden. Het hoeft niet waar te zijn, want wat goed gevonden is, kan niettemin van belang zijn.
Bijvoorbeeld voor de bestudering van Nederlandse vertaalfictie. Is daar al onderzoek naar gedaan? Geen idee eigenlijk. Mij vallen onmiddellijk twee voorbeelden in.
Zeven dorpen in brand van Van Goens verscheen in 1781 zonder naam van de auteur – die ging schuil achter de lettercombinatie C.P.L.P. – en met allerlei mystificerende mededelingen: de ondertitel luidde Eene geschiedenis van eergisteren’ en de tekst heette ‘uyt het Maleitsch vertaald’ te zijn, ‘Gedrukt op het Casteel te Batavia’. De vertaalfictie maakt hier deel uit van een reeks ficties.
In 1798 bevatte Het leven en sterven van een hedendaagsch aristocraat op de titelpagina een intrigerende mededeling: het Frans vrij gevolgd door Gerrit Paape. In enkele noten wordt dit spel voortgezet en een enkele kanttekening geplaatst bij dat wat ‘de Franse schrijver’ meldt, maar heel erg zal de lezer niet aan het twijfelen zijn gebracht: het boek beschrijft onmiskenbaar ‘Nederlandse geschiedenissen’.
Twee voorbeelden uit een reeks. Ongetwijfeld is er meer!! — PA