dinsdag 11 november 2014 – Sommige gedichten zijn juist om hun haatdragende toon prachtig om te lezen. Zoals het gedicht van de volkomen vergeten Welse dichter Evan Thomas, die ongeveer van 1710 tot 1770 geleefd moet hebben. Van hem is weinig meer bekend dan dat hij als redacteur meewerkte aan het eerste tijdschrift dat in het Wels verscheen: Yr Eurgrawn Cymraeg (1760-1770).
Evan Thomas woonde in Llanarth, een gehucht in het graafschap Sir Drefaldwyn (Montgomeryshire). Wat er precies is voorgevallen, verhaalt de geschiedenis niet, maar feit is dat zijn buurvrouw – zeer in goede doen – zich mateloos ergerde aan de geit van de dichter. Die zou te dicht bij haar landhuis (hofstede?) rondlopen en de boel kaal vreten. Op zeker moment werd het haar werkelijk te gortig en sloot ze het arme dier op in haar schuur. Evan Thomas zocht overal maar zag geen spoor. Pas na twee dagen bleek wat de ‘edele vrouwe van Llanarth Hall’ zijn geit had aangedaan. Met een kort gedicht nam hij wraak:
To the Noble Woman of Llanarth Hall
(Who shut the Author’s goat in a house for two days, its crime being that it grazed too near the Mansion)O black-maned, horse-haired, unworthy one,
What did you do to the goat, your sister?
She’d your father’s horns, your mother’s beard –
Why did you put her falsely in prison?
Harry ter Balkt, een van de beste Nederlandse dichters, maakte er in 1974 onder zijn schrijversnaam Habakuk II De Balker een prachtige vertaling van:
Aan de edele vrouwe van Llanarth Hall
(die de geit van de schrijver twee dagen opsloot omdat het beest te dicht bij haar Landhuis had gegraasd)O onwaardige, zwart van manen, paardeharige,
Wat deed U de geit aan, Uw zuster?
Ze droeg de hoorns van Uw vader, Uw moeders baard –
Waarom zette U haar valselijk gevangen?
Lees ik het goed? Evan Thomas schildert zijn buurvrouw hier af als een bastaardkind met een zwart paardenharen kapsel en stoppels op haar kin. Het is tussen hen natuurlijk nooit meer goed gekomen. — RvV