Presentatie Stookschriften

zondag 1 juni 2008 – Hier in Amsterdam woonde in de jaren twintig van de achttiende eeuw ene Anna Bruynsteen. Ze stond bekend als weduwe Pestalozzi, de naam van haar derde overleden echtgenoot.

Een treurig bestaan leidde ze niet. Integendeel.
Dit gegeven was voor Weyerman aanleiding om in zijn tijdschrift de Echo des Weerelds aan te kondigen dat hij haar pikante levenswandel tot in detail zou gaan beschrijven.

Onmiddellijk daarna werd Weyerman bij de rouwende dame in kwestie geroepen. Ze weende tranen met tuiten. Ontroerd stelde de schrijver haar gerust. Nee, van hem had ze niets meer te vrezen.

Maar later ontving ze van Weyerman een brief: of ze met een paar zilveren kandelaars over de brug kon komen omdat hij zijn grootmoedige aanbod natuurlijk niet voor niets had gedaan.

Weyerman bezondigde zich wel vaker aan chantagepraktijken als deze. Uiteindelijk werden ze hem fataal. Hij werd in de vrijplaats Vianen opgepakt en uitgeleverd aan de gerechtsdienaars in Den Haag. Zijn krokodillentranen mochten niet baten. Het verdere vervolg is bekend. Weyerman kreeg levenslang en sleet zijn laatste levensdagen in de Gevangenpoort.

Sterker nog. Ook postuum bleef zijn veroordeling hem achtervolgen. Over zijn stilistische schrijftalent werd nauwelijks meer gesproken. Weyerman is tot ver in de twintigste eeuw verdoemd tot de categorie afgeserveerde vuile stookschrijvers. Ten onrechte, zo weten we nu.
Want hij is de eerste schrijver in de Nederlandse literatuurgeschiedenis die datgene wat hij om zich heen zag gebeuren, levendig en gedetailleerd heeft beschreven.

Geachte aanwezigen. Geachte liefhebbers van stookschriften. Mijn naam is Rietje van Vliet, voorzitter van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Ik heet u mede namens Uitgeverij Vantilt (Marc Beerens / Godelieve Linders) en het Persmuseum (Angelie Sens) van harte welkom bij deze feestelijke presentatie van de bundel Stookschriften.
De achttiende eeuw staat bekend als de periode waarin burgers en masse het publieke domein betraden waar ze in het openbaar met elkaar in debat konden gaan. Er werden leesgezelschappen opgericht. Bibliotheken. Theaters. Musea. Genootschappen. Koffiehuizen.

Het vrije debat vond mondeling plaats, uiteraard. En in boeken, kranten en andere periodieken.

Ook Jacob Campo Weyerman maakte van zijn hart geen moordkuil. Hij is in Nederland een van de eersten geweest die doorhad dat er met tijdschriften goed geld was te verdienen.

Er is geen schrijver geweest die er zoveel in de markt zette. Zo’n vijftien titels staan op zijn naam. Soms waren ze van korte duur. Andere tijdschriften telden meerdere jaargangen. Maar steeds waren ze satirisch.

Want Weyerman stookte graag.
Zijn kennissen in de literaire onderwereld werden flink op de korrel werden genomen en hadden het zwaar te verduren.

Weyerman was een trendsetter, al was hij zeker niet de eerste of enige die zijn pen in bijtend vitriool doopte om zijn lezers te vermaken.

In zijn stookschriften bleven regenten, bestuurders, politici echter buiten schot. Misschien interesseerden zij hem wel, maar in zijn tijd was het voor broodschrijvers als hij verstandiger hen met rust te laten. Er was immers voor de klandizie niets zo slecht dan, wegens al te verhit stookgedrag, achter slot en grendel geplaatst te worden.

In de tweede helft van de achttiende eeuw, wanneer in de Republiek de politieke controverses zich steeds scherper beginnen af te tekenen, krijgen de stookschriften wel degelijk een steeds scherper karakter. Politieke partijen, voor zover je daar al van kunt spreken, vliegen elkaar virtueel in de haren. En, anders dan in de periode Weyerman, worden ook de stedelijke en provinciale bestuurders zonder veel omhaal van woorden in de stookschriften te kijk gezet.
Daarom is het vandaag zo’n opmerkelijke dag. De bundel Stookschriften, die tot stand is gekomen dankzij Pieter van Wissing en de overige leden van de redactie van de Mededelingen van de Stichting Jacob Weyerman, wordt gepresenteerd aan een regent van nu, de burgemeester van Amsterdam. U zult straks meer van hen horen.

Voordat ik het woord geef aan de spreekstalmeester van vanmiddag, Ton Jongenelen, nu reeds een klein woord van dank aan Gerrie Wisse, bestuurslid van de Stichting. Zij is degene die de organisatie van dit symposium op zich genomen heeft. Wie straks vragen van praktische aard heeft, kan wellicht bij haar terecht.

Opening mini-symposium ter gelegenheid van de presentatie van de Stookschriften, 30 mei 2008 (Amsterdam, Persmuseum).