Dodendans

vrijdag 21 maart 2008 – Sombere dagen voor Pasen: naar aanleiding van de dodengesprekken van Fassmann nu aandacht voor de dodendans van de drekpoëet Salomon van Rusting.
In 1707 verscheen bij de Amsterdamse uitgever Jan ten Hoorn Het Schouw-Toneel des Doods; Waar op na ’t leeven vertoont wort De Doot op den Throon Des Aard-Bodems: Heerschende Over alle Straatten en Volkeren. Verçiert met dertig Zinnebeelden. Het ingescande exemplaar heeft op de voor- en achterzijde van de leren band een fraai doodshoofdje.

Magere Hein danst 319 pagina’s lang met verschillende personages: met advocaten, astrologen, koorddansers, boeren, papen en bijvoorbeeld schaatsrijders. En dus ook met een marskramer. Op p.263 schrijft Van Rusting over hem: ‘Wat ben ik? (zeit hy) ‘k word gedurig afgemat, / Met eeuwig torssen van die mars: ik word door-nat / In ’t oop’ne vlakke velt, gedurig, door de regen: / Myn voeten glibb’ren, of bekleven, in de wegen.’

En meer van dit soort gejammer. Bij ieder personage volgt een klaagzang over hoe slecht deze het toch heeft en welke risico’s hij in het leven loopt.
De 30ste plaat is gewijd aan een ‘Doctoraal Poet’: een dichter als Rustingh zelf, ook een medicus. Voor mensen met schrijfambities volgt een inspirerende passage op p. 213:

Maar boek nog onderwijs, maakt imant tot Poët:
Hier toe is studie, konst, en moeite, en vlijt, verloren.
Niets maakt Poëeten, maar men wort Poëet geboren.

Bij DBNL is de tweede druk van het Schouw-Toneel des Doods afgebeeld: Amsterdam, Nicolaas ten Hoorn 1726.