woensdag 26 maart 2008 – In de Byvoegzels op het het Vaderlandsch woordenboek (Amsterdam, Johannes Allart 1799), oorspronkelijk samengesteld door de Amsterdamse boekhandelaar Jacobus Kok, staat op pagina 343-349 een biografie van Weyerman:
‘niet min vermaard, door zijne losbandigheid en ondeugden, dan zijnen vluggen geest en menigvuldig uitgegeevene Schriften […]’
Het vermanende vingertje komt vooral op p. 349 te voorschijn:
‘Schoon zijne ongemeene schranderheid, vlugheid, uitgebreide kennis van veelerhande zaaken, en zijn verpligtende omgang hem van veelen deeden zoeken; nogthans werden deeze hoedaanigheden grootlijks ontluisterd, door zijne geile drift tot de Vrouwen, zijne onbetoomde involging van Hekelzucht, en vooral door zijne losse wijze van denken over den Godsdienst […].’
Toe maar: een rokkenjager, een lasteraar en een godloochenaar. In de 19e eeuw wisten ze wel raad met Weyerman.