De moraal van 18e-eeuwse bouwpausen

maandag 6 oktober 2008 – Architectuurhistoricus Geert Medema promoveerde vorige week op een proefschrift waarin de moraal van achttiende-eeuwse aannemers, onderaannemers, en andere bouwvakkers te kijk wordt gezet.

De dissertatie heet ‘In zo goede order als in eenige stad in Holland’ Het stedelijk bouwbedrijf in Holland in de achttiende eeuw en is vanaf april 2009 full text toegankelijk via igitur.

Het persbericht van de UU meldde de volgende tekst:

De Hollandse stadsbesturen hadden in de achttiende eeuw te kampen met economische teruggang. Om toch het imago van een welvarende burgerstad hoog te houden investeerden ze veel in publieke bouwwerken en stedelijke ruimte, zodat die minstens even goed op orde waren als in de naburige steden. Stedelijke bouwbedrijven onder toezicht van stadsbestuurders voerden het onderhoud en de bouw van publieke werken uit.
Er ging veel geld naar deze bouwbedrijven, maar hun reputatie was slecht: ze stonden bekend om de verspilling van middelen, de slechte kwaliteit van het afgeleverde werk en ze waren zeer gevoelig voor fraude. Stadsbesturen trachtten daarom de bouwbedrijven te reorganiseren, maar dat bleek niet eenvoudig.
In zijn proefschrift schetst Geert Medema de ontwikkelingen binnen de organisatie en personele bezetting van de stedelijke bouwbedrijven tegen de achtergrond van belangrijke architecturale en stedenbouwkundige vraagstukken.

Het is onduidelijk of er een handelseditie van het proefschrift is verschenen. Zie voor handelseditie uitgeverij Vantilt.